Interview /
Van schuld en schaamte bevrijd
Het NSB-kind in de roman is Maarten, een jongen die pas elf jaar oud is als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt in Nederland. Hij kijkt op tegen zijn vader, en is ontzettend trots als hij toegelaten wordt tot de Reichsschule, een Hitlerschool in het zuiden van Nederland. Voor het eerst in tijden is Maarten weer gelukkig. Maar dan verliest Duitsland de oorlog, en dat is het punt waarop ook Maarten zijn onschuld verliest.
‘Ik heb geworsteld met het schrijven van dit boek, maar nu is het alsof het verhaal er altijd is geweest.’ Het schrijven van Elke dag een druppel gif was voor de auteur een zwaar proces. Niet alleen vanwege het vele historische onderzoek dat ze gedaan heeft over De Tweede Wereldoorlog – zo vertelt ze in een interview met Margriet – maar ook vanwege haar persoonlijke leven. Net als Maarten in het boek, heeft de schrijfster een vader die zich destijds aansloot bij de NSB, en dat heeft zijn sporen achtergelaten bij Wilma. Ze besloot haar verhaal op papier te zetten.
En daarmee wint ze de Thea Beckmanprijs 2015, waarmee Elke dag een druppel gif officieel is uitgeroepen tot beste historische jeugdboek van dat jaar, hoewel het ook bedoeld is als boek voor volwassenen. De prijs wordt vanaf 2002 uitgereikt en is vernoemd naar de overleden Thea Beckman, een Nederlandse schrijfster van kinder- en jeugdboeken. Dat Wilma hem zou winnen, had ze niet helemaal aan zien komen. ‘Ik dacht dat het boek een kans zou kunnen maken. Maar ja, je weet het nooit.’
Vergeleken met de voorgaande boeken die je geschreven hebt, is Elke dag een druppel gif van een heel andere kaliber. Een historische roman voor young adults én volwassenen. Wat deed je ervoor kiezen om een hele andere weg in te slaan?
‘Dit onderwerp stond al lang op mijn ‘verlanglijstje’, maar eerder voelde ik mij niet voldoende toegerust om een thema als dit te behandelen. De afgelopen jaren heb ik veel geleerd en heb ik mijn schrijven naar een hoger plan weten te tillen. Daarom durfde ik het nu aan.’
Elke dag een druppel gif vertelt een nog onbelicht verhaal over het opgroeien van een jongen in een NSB-gezin. Wat bewoog je om over dit specifieke onderwerp een boek te schrijven?
‘Mijn vader is lid geweest van de NSB. Dat is iets waar ik nooit over sprak. Ik schaamde mij. Als die schaamte onzin is, is trots zijn op je ouders dat ook. Het zegt in principe niets over wie jij bent, toch straalt het op je af.
Dat hij NSB-er was, was lang vóór mijn geboorte, maar het heeft een rol gespeeld in mijn leven. Ook al ben ík geen lid geweest van die partij, ook al heb ík niet die gedachten gehad; het was wel mijn vader. Zijn DNA zit in mij. Het ging om wie ík was. Het riep schaamte- en schuldgevoel op. En tegelijk verzet tegen die gevoelens omdat ik ze onterecht vond.’
In hoeverre lijkt de vader in het boek op jouw eigen vader? Wat is de balans tussen fictie en non-fictie in het boek?
‘De vader in het boek lijkt op mijn vader in zijn starheid, zijn rechtlijnigheid, zijn gekokerde blik op de wereld. Hij wist precies wat goed en fout was. Hij oordeelde en verdeelde de wereld in twee groepen. En hij heeft, net als Maartens vader, nooit kunnen zeggen dat het hem speet. Maartens vader vult de lege plek die zijn NSB-lidmaatschap achterliet met religie. En ook daarin is hij net zo rigide als mijn vader was. Dit is autobiografisch. Met die zekerheden in geloven - in een leer of in religie - heb ik veel moeite. Ik ben een twijfelaar. Elke leer die je verbiedt te twijfelen: daar moet je grote twijfels bij hebben, vind ik.
Ook autobiografisch is bijvoorbeeld de bijbeltekst die Maartens vader aan tafel voorleest: ‘Wie een van de geringen die in U geloven van de goede weg af brengt, die kan beter met een molensteen om zijn nek in volle zee geworpen worden en in de diepte verdrinken’. Mijn vader las dit doodleuk uit de bijbel voor toen mijn niet-gelovige oma van moeders kant was overleden. Die zou dus branden in de hel. Als kind heb ik gehuild om dit soort wrede teksten.
Voor de rest kan ik zeggen dat mijn vader gestoorder was dan Maartens vader. En verder: het verhaal, de plot, is fictie, maar alle feiten kloppen.’
Maarten zet zich in zijn pubertijd uiteindelijk af tegen zijn vader vanwege zijn visie. Hoezeer kun jij jezelf vergelijken met de oudere versie van dit hoofdpersonage?
‘Ik heb nooit mijn vaders gedachtengoed gedeeld, zoals Maarten. Maarten houdt van zijn vader en vertrouwt hem volledig - dat lag bij mij anders. Maar natuurlijk heb ik al mijn gevoelens van schaamte, onzekerheid en ongemak volledig op Maarten geprojecteerd.’
Welk van de twee personages vond je het lastigst om uit te werken?
‘Hanne was nodig als tegenhanger van Maarten. Net als Maartens vader is zij nogal rigide: ook zij weet erg goed wat goed en fout is en stelt zich oordelend op. Ik herken mijzelf als puber/adolescent in haar. Toen waren mijn meningen scherper en ongenuanceerder.
Maarten voelt dichter bij mij. Dat neurotische is me kennelijk meer eigen dan dat zelfverzekerde.’
Je hebt de Tweede Wereldoorlog zelf niet meegemaakt. Toch heeft het je veel beziggehouden. Komt dit door het verleden van je vader en in hoeverre heb je zelf last gehad van de nasleep van de Tweede Wereldoorlog?
‘Ik heb natuurlijk niet direct last gehad van de nasleep van de Tweede Wereldoorlog: ik ben zeventien jaar daarna geboren. Ik heb vooral last gehad door de persoonlijkheid van mijn vader. Hij was een beschadigd mens.
Wij hadden altijd ruzie met de buurt. Ik zeg ‘wij’, maar het was mijn vader die met iedereen in conflict kwam, en waar het hele gezin op werd aangekeken. Aan de ene kant maakte hij zelf overal ruzie. Aan de andere kant kan zijn verleden hierin een rol gespeeld hebben: misschien werd ons gezin al bij voorbaat met de nek aangekeken vanwege zijn NSB-lidmaatschap, dat zong waarschijnlijk rond in de buurt in die naoorlogse jaren.’
In een interview met Margriet geef je aan dat je het moeilijk vond om te praten over de Tweede Wereldoorlog. Wat deed je doen besluiten om uiteindelijk toch jouw visie op te schrijven in de vorm van een boek?
‘Ik wilde mijn schuld- en schaamtegevoelens onderzoeken. Ik vond die onterecht, maar kon ze niet zomaar van mij afschudden. Schuld en schaamte terwijl je zelf niet actief iets fout hebt gedaan, daar ging het mij persoonlijk om. In zo’n situatie heb ik Maarten, mijn hoofdpersoon, daarom gebracht.
Schaamte perkt je in. Schaamte maakt dat je jezelf weinig ruimte geeft. Mijn schaamte was voor mijzelf zoiets vanzelfsprekends dat ik handelde alsof het ook wáár was: dat ik mij ervoor móest schamen. Ik wilde hier graag vanaf. Openheid heeft daarin geholpen. Dat geeft vrijheid. En misschien ook respect: mensen zien een beetje van waar ik kom, van ver. Dat was nooit aan mij te merken.
Ik heb geworsteld met het schrijven van dit boek, maar nu is het alsof het verhaal er altijd is geweest. Ik ben blij dat het er is. Ik heb het niet geschreven op de actualiteit, maar het verhaal is helaas actueler dan ooit. Vergelijk de reactie op de komst van vluchtelingen nu bijvoorbeeld met hoe in Nederland in de jaren 30 werd gereageerd op Joodse vluchtelingen uit Duitsland.’
Volgens hetzelfde interview dacht je vader erg zwart/wit. Hij was goed, en de rest van de wereld deugde niet. Wat heeft deze manier van denken met jou gedaan?
‘Die manier van denken kwam natuurlijk terug in zijn opvoedingsstijl, die was rigide. Wij, kinderen en mijn moeder, hebben vooral te lijden gehad van de terreur die hij thuis uitoefende.
Het was een onveilige jeugd. Op je tenen lopen. Uitkijken. Ik heb geleerd mij aan te passen, mijn best te doen. Ik heb niet geleerd te luisteren naar wat ik zelf voel of vind. Ik kan mensen te snel als dominant ervaren. Ik heb door mijn opvoeding wél geleerd door te zetten. Daar heb ik het mee gered.’
Is het schrijven van dit boek ook een soort verwerkingsproces voor jezelf geweest?
‘Het is een onderzoek geweest. Verwerkingsproces klinkt me te therapeutisch. Ook al was het heilzaam.’
Je hebt zelf veel onderzoek gedaan en onder andere twee mannen geïnterviewd die ten tijde van van de oorlog opgroeiden in een NSB-gezin. In hoeverre heb je dit gebruikt voor je roman?
‘Ik heb beide mannen, Dick Woudenberg en Julius Malsch, vooral bevraagd over hun tijd op de Reichsschule. Dat was een nationaal-socialistische school, een ´Hitlerschool´, in Valkenburg. Het gebouw staat er nog steeds. Op deze school werden jongens opgeleid om grote leiders te worden in het Derde Rijk. De verhalen van Woudenberg en Malsch, hun herinneringen en belevingen, stonden soms lijnrecht tegenover elkaar. Ik heb veel feitelijke informatie gevraagd, om er fictie over te kunnen schrijven.
Naast de kale feiten vraagt een roman ook om een plot, om betekenis. Ik hou daar althans erg van. Verder heeft het feitelijke verhaal van Dick Woudenberg, voor een deel, als raamwerk van het verhaal gediend.’
Je hebt je baan bij de kinderbescherming opgegeven voor het schrijven van dit boek. Wat deed je besluiten dit te doen?
‘Nou ja, ik wilde al heel lang van ‘schrijven’ mijn hoofdberoep maken. Dat was een grote stap omdat ik wist dat het zeker de eerste jaren een enorme inkomstendaling zou betekenen. Zonder die drang tot schrijven had ik mij verder ontwikkeld in mijn werk, in de hulpverlening. Nu bleef ik in mijn baan op hetzelfde niveau hangen, dat beviel niet. Ik wilde mijn schrijven verder ontwikkelen.
Naast het schrijven van 'Elke dag een druppel gif' ben ik een opleiding gaan volgen tot docent Creatief Schrijven. Ik geef les bij schrijfschool ScriptPlus, bij volksuniversiteiten en online bij Editio, en ik schrijf columns.’
Elke dag een druppel gif heeft de Thea Beckmanprijs gewonnen. Had je dit aan zien komen of kwam het als een totale verassing?
‘Ik dacht dat het boek een kans zou kunnen maken. Zeker toen het boek van de longlist op de shortlist kwam. Maar ja, je weet het nooit. Ik vond het verschrikkelijk spannend! Ik vind het een belangrijk verhaal. De derde druk is uit, elke school zou het in de bibliotheek moeten opnemen.’
Wat was je eerste reactie toen je hoorde dat je als winnaar was verkozen?
‘Ik dacht: ik ben nu heel erg blij. Ik weet dat ik dat dácht. Ik kon het niet meteen helemaal voelen. Pas de volgende dagen, ’s ochtends bij het wakker worden, voelde ik mij er intens gelukkig en tevreden mee.’
Kunnen we in de toekomst meer historische romans van je verwachten?
‘Ik ben nu bezig met de afronding van een kinderboek voor 8+: Ollie en het kronkeldier. Dat komt uit in 2016.
Gesterkt door de Thea Beckmanprijs én door de voortdurende positieve reacties van lezers durf ik mij weer aan een groot project te wagen. Voor jongeren en volwassenen. Of dat weer een historische roman wordt, weet ik nog niet.’
Wat zou je je lezers nog mee willen geven?
‘Ik eindig graag met het motto waar mijn boek mee begint: woorden van Primo Levi (1919 - 1987), een Joods-Italiaans schrijver en overlevende van Auschwitz: Het is gebeurd, en dus kan het opnieuw gebeuren; daar gaat het allemaal om.’
Elke dag een druppel gif is nu te koop in een niceprice-editie van 9,99.