Vertalersgeluktoernee: Zijn eerste roman, het dorpsgevoel, de vertaling
Door: Manon Smits, vertaler
Ik denk dat veel vertalers zich zullen herkennen in de stelling 'al mijn vertalingen zijn me even dierbaar, maar sommige zijn me toch net iets dierbaarder.' Bij het ene boek ben je dol op de stijl, bij het andere ga je helemaal op in het verhaal, en soms krijg je veel positieve energie van het leuke contact met de schrijver. Heel af en toe is er een boek waarbij al die facetten samenkomen. De menselijke maat is voor mij zo’n boek. Daarom ben ik zo blij dat juist deze roman is genomineerd voor de Europese Literatuurprijs 2020.
Het is de debuutroman van Roberto Camurri, een jonge schrijver uit Parma, die is opgegroeid in het dorp Fabbrico in de Po-vlakte. Daar speelt zijn boek zich af, en ook al is Fabbrico een dorp van niks, het heeft echt een hoofdrol in de roman.
Meteen na verschijnen, in januari 2018, werd het boek in Italië goed opgepikt, binnen een maand waren er drie drukken opgelegd en 10.000 exemplaren verkocht. Toen ik in maart in Rome was voor mijn jaarlijkse werkverblijf, zag ik het dan ook in alle boekwinkels liggen, en werd het me door enkele vrienden getipt.
Het boek bestaat uit elf hoofdstukken, die ieder op zich al een prachtig, ontroerend verhaal vormen. Ze staan niet in chronologische volgorde, maar wel in onderling verband met elkaar. Soms is het even puzzelen, maar de verrassing is des te groter als je ineens beseft over wie het gaat, of wat de link is met een vorig hoofdstuk. Er wordt telkens ingezoomd op een bepaald personage, of de relatie tussen twee mensen, zonder iets uit te leggen wordt er heel veel duidelijk door hoe het verteld wordt. Soms worden heftige dingen heel terloops neergezet in een paar woorden, andere keren wordt een kleine gebeurtenis juist heel gedetailleerd beschreven. De stijl is eenvoudig, spreektalig, maar er valt ook veel tussen de regels door te lezen. Het was die stijl waar ik meteen voor viel, toen ik het boek daar in Rome begon te lezen.
Ook het verhaal boeide me enorm, de personages gingen echt onder mijn huid zitten. Je ziet het zo voor je, zo’n dorpje waar iedereen elkaar kent, sommige mensen zijn vrienden, andere kennen elkaar nauwelijks of zien elkaar alleen bij de bar, sommige zijn ronduit onsympathiek, maar ja, die horen er ook bij. De schrijver zoomt telkens in op een bepaald personage, een bepaalde periode in diens leven, de kleine en grote drama’s die mensen meemaken. Doordat de hoofdstukken verspringen in de tijd vallen er telkens nieuwe puzzelstukjes op hun plek. Alle jaargetijden komen voorbij, de tijd verstrijkt soms heel snel, soms heel langzaam.
En al zijn het 'kleine' verhalen, het boek draait voornamelijk om de band tussen de drie hoofdpersonen Davide, Anela en Valerio, er komen ook grote onderwerpen aan bod, zoals de herdenking van de Tweede Wereldoorlog en het hedendaagse fascisme.
Ik had inmiddels contact opgenomen met uitgeverij De Bezige Bij om de roman onder hun aandacht te brengen, en gelukkig waren ze zo enthousiast dat ze het wilden uitgeven en dat ik het kon gaan vertalen. Toen ik kort daarna op de boekenbeurs van Turijn was, hoorde ik van de Italiaanse agent dat Roberto Camurri er ook was, en kwamen we bij elkaar om het glas te heffen. We hadden meteen een klik. Ik vertelde Roberto dat ik die zomer, tijdens onze vakantie met het gezin in Italië, beslist een dagje in Fabbrico zou gaan kijken. Hij wilde ons graag rondleiden. We prikten een dag, en spraken af bij een bar op 'het plein dat geen plein is', zoals in het boek wordt uitgelegd. Het werd een geweldige dag, hij leidde ons rond langs de begraafplaats en het busstation, het kanaal en het oude kerkje buiten het dorp, allemaal plekken die voor de lezer van het boek een speciale betekenis hebben. En we gingen naar het huis van zijn ouders, dat ook in het boek voorkomt, waar zijn vader ons rondleidde door de tuin. En we ontmoetten ook Roberto’s vrouw en zijn dochtertje Ludovica, dat ’s avonds nog een voorstelling had met haar groep van een soort kindervakantieweek in de speeltuin van Fabbrico; ook daar waren we bij aanwezig, zodat we echt helemaal werden ondergedompeld in het dorpsgevoel!
Een betere voorbereiding had ik dus niet kunnen hebben, voordat ik met de daadwerkelijke vertaling begon. Daarbij was de grootste uitdaging om het Nederlands even natuurlijk te laten klinken als het Italiaans. Zoals ik eerder al schreef, het is geen moeilijk taalgebruik, wel heel spreektalig, de zinnen volgen elkaar ademloos op, gescheiden door komma’s, en ook vaak met herhalingen. De schrijver doet bewust allerlei dingen waarvan we op school hebben geleerd dat het zo juist niet moet. Zoals dat herhalen – maar bij Camurri verandert daarbij de betekenis van het woord, van poëtisch naar wat al te nadrukkelijk naar cynisch.
Een mooi voorbeeld hiervan zien we in het hoofdstuk Asfalt. Dat begint zo, over personages die je als lezer nog niet kent:
'Ze zei dat ze zou willen trouwen op haar verjaardag, hij zei ja.
Ze waren jong, het was achtentwintig juli, het was warm, ze waren mooi.
Het was een vrolijke, vlotte ceremonie. Hij leek gelukkig, nam de gelukwensen in ontvangst […] Zijn zus Anela was euforisch te midden van de gasten, de oranje pioenroos in haar haren, een oranje jurk tot onder haar knieën.
Zij, de bruid, zijn vrouw, kwam aanrijden in een bordeauxrode Kever cabriolet. De zon weerkaatste op de carrosserie, zij hield lachend met haar ene hand haar sluier op haar hoofd vast, en in de andere het roze boeket.'
Hierna wordt in een paar bladzijden de beginperiode en de teloorgang van dat huwelijk beschreven; hoe hij steeds meer gefrustreerd raakt in zijn werk, en steeds meer gaat drinken, en hoe zij daarop reageert… Hij blijft haar consequent aanduiden met 'zij, de bruid, zijn vrouw', en wat die eerste keer juist romantisch overkomt (hij moet nog aan het idee wennen, maar ze is echt zijn bruid, zijn vrouw), wordt gaandeweg steeds minder plezierig, je voelt dat het steeds meer een blok aan zijn been wordt. Prachtig hoe een paar woorden door ze steeds te herhalen niet meer lieflijk klinken, maar zwaar, bijna grotesk worden.
Qua taalgebruik was de vertaling niet heel moeilijk, maar ik had de hulp van de schrijver wel geregeld nodig, vooral om te vragen naar wie of wat bepaalde persoonlijke voornaamwoorden verwezen, als de informatie in de tekst te summier was. Neem bijvoorbeeld die eerste zin van Asfalt: 'Ze zei dat ze zou willen trouwen op haar verjaardag, hij zei ja.' In het Italiaans staat er: 'Disse che avrebbe voluto sposarsi il giorno del suo compleanno, lui rispose di sì.' Bij de werkwoorden in het eerste deel van de zin, tot aan de komma ontbreken de persoonlijke voornaamwoorden, en omdat je niet weet over wie het gaat zou dat zowel een man als een vrouw kunnen zijn. Na de komma staat er wel het mannelijk persoonlijk voornaamwoord 'lui' bij, dus dat is 'hij zei ja.' Omdat het vervolgens over een huwelijk tussen een man en een vrouw gaat, kun je ook invullen dat het onderwerp van het eerste deel dus een vrouw is. Alleen op wiens verjaardag ze wil trouwen, dat is ook weer onduidelijk omdat het mannelijke bezittelijk voornaamwoord 'suo' verwijst naar de verjaardag, en niets zegt over het geslacht van de jarige. En iemand kan natuurlijk net zo goed zeggen: 'Laten we op jouw verjaardag trouwen', hoe romantisch is dat. Hier had ik dus echt de schrijver nodig om me te vertellen wier of wiens verjaardag hij in gedachten had. In het Italiaans kan hij het in het midden laten, dat kan in het Nederlands niet. Toen bleek dus dat zij, de bruid, zijn vrouw op haar eigen verjaardag wilde trouwen.
Ook voor deze zin deed ik een beroep op Camurri: 'Si stringe gli occhi con due dita per proteggersi dal sole'. Letterlijk: hij drukt met twee vingers op zijn ogen om zich tegen de zon te beschermen. Maar ik zag het gebaar niet voor me, dus vroeg ik Roberto wat hij precies doet, en toen stuurde hij me een foto.
Toen zag ik dat het gebaar met duim en wijsvinger wordt gemaakt, wij zouden dan nooit zeggen 'met twee vingers', dus is het geworden: 'Hij drukt met duim en wijsvinger op zijn ogen om ze tegen de zon te beschermen'.
Een ander moeilijkheidje uit datzelfde hoofdstuk was de naam van de hond. De vrouw krijgt een hond die ze Salvo noemt. De man vindt het een belachelijke naam, en later blijkt ook nog eens dat Salvo een vrouwtje is. Het is wel een bestaande jongensnaam, maar niet veel voorkomend. En er is de associatie met het werkwoord 'salvare': redden. Ik vroeg de schrijver hoe hij die naam zag, ook omdat 'salvo' in het Nederlands een andere betekenis heeft, en ik niet zou willen dat lezers denken dat 'Salvo' de vertaling was van het Italiaanse woord voor 'salvo', als u begrijpt wat ik bedoel. Dat is altijd wel iets waar ik op let, juist bij dierennamen. Roberto antwoordde dat niemand in Italië zijn hond 'Salvo' zou noemen, dat het een belachelijke naam is voor een hond en dat ik dus maar iets dergelijks moest verzinnen. Het zou het mooist zijn als het ook nog een connotatie zou hebben met 'redden'. Dus koos ik voor de belachelijke naam Reddo, die voldoet precies aan de voorwaarden en klinkt ook nog een beetje Italiaans.
Los van dat soort probleempjes ging het er vooral om de juiste melancholische sfeer te behouden, en dat is gezien de vele enthousiaste reacties van lezers en recensenten wel gelukt. Afgelopen november was Roberto te gast bij het Crossing Border Festival in Den Haag, waar hij aan het begin van het interview vroeg of hij even iets mocht zeggen, en vervolgens om een applaus vroeg voor zijn vertaalster. Zoiets had ik nog nooit meegemaakt! Achteraf zag ik de foto waarop precies dat moment is vastgelegd, genomen door iemand die kennelijk vlak bij mij zat!
Intussen kijk ik reikhalzend uit naar Roberto’s tweede roman, die dit najaar verschijnt. Behalve de titel heeft hij uit een soort bijgeloof nog geen enkel tipje van de sluier willen oplichten. Dus we wachten vol spanning af…
Manon Smits (1967) studeerde Engels en Italiaans in Nijmegen en in Rome. Sinds 1995 vertaalt ze boeken uit het Italiaans (onder meer van Alessandro Baricco, Silvia Avallone, Jhumpa Lahiri, Claudia Durastanti en Domenico Starnone) en uit het Engels (waaronder werk van Emma Donoghue en Elif Shafak). In 2019 werd Het mysterieuze horloge van Walker & Dawn van Davide Morosinotto, dat ze samen met haar man Pieter van der Drift uit het Italiaans vertaalde, bekroond met een Vlag & Wimpel in de categorie 9-12 jaar. Met Zeven minuten na middernacht van Patrick Ness won Manon Smits in 2014 de Gouden Lijst voor het vertaalde jeugdboek. Deze vertaling werd ook genomineerd voor de Europese Literatuurprijs, net als Kamer van Emma Donoghue, Staal van Silvia Avallone en maar liefst drie van haar Baricco-vertalingen: Emmaüs, Mr Gwyn en De jonge bruid.
Roberto Camurri (1982) woont en werkt in Parma. De menselijke maat is zijn debuutroman en was een bestseller in Italië. Het boek werd voor verschillende literaire prijzen genomineerd en werd bekroond met de debuutprijs Premio POP 2018 en de Premio Procida-Elsa Morante.