Vertalersgeluktournee: Janny Middelbeek-Oortgiesen over 'Erfgrond'
Janny Middelbeek-Oortgiesen
Janny Middelbeek-Oortgiesen studeerde Zweedse taal- en letterkunde, Algemene Literatuurwetenschap en Kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en is sinds 1997 fulltime werkzaam als vertaler van Zweedse literatuur in het Nederlands. Middelbeek-Oortgiesen vertaalt fictie en non-fictie en heeft ook een aantal toneelvertalingen op haar naam staan. Ze heeft werk van onder anderen Kerstin Ekman, Jonas Hassen Khemiri, Henning Mankell, Lydia Sandgren en Lina Wolff vertaald.
Van bosnimfen en boomklevers, kweesten en kraaiheide
Door Janny Middelbeek-Oortgiesen
Toen ik het vierhonderd pagina's tellende Zweedstalige manuscript van Arvejord (Erfgrond) kreeg toegestuurd, las ik het in een weekend uit. Ik werd meteen helemaal gegrepen door dit verhaal, dat begint met een kort hoofdstuk in het heden, maar vervolgens vierhonderd jaar terugspringt in de tijd en waarin de plek waar de gebeurtenissen zich afspelen de eigenlijk hoofdpersoon is.
Die plek is Nevabacka, een in de zeventiende eeuw door de afgezwaaide soldaat Matts ontgonnen lap grond met een keuterboerderijtje erop bij een stuk veen, in Österbotten in Finland, waar Zweeds wordt gesproken.
Dat de eventuele vertaling van dit prachtige boek een fikse klus zou gaan worden, was me meteen duidelijk. Want niet alleen barst het boek van de flora en fauna, ook is met het verstrijken van de tijd elk hoofdstuk in een andere, steeds modernere stijl weergegeven vanuit het perspectief van telkens een andere nazaat van Matts, speelt de Finse geschiedenis mee en is er poëzie in diverse stijlen opgenomen. Aan al deze aspecten recht doen zou een grote uitdaging worden.
Flora en fauna
De natuur van Nevabacka en de door de eeuwen heen veranderende relatie van de bewoners tot die natuur speelt een centrale rol in het boek en de auteur vermeldt dan ook talloze planten en dieren: veenpluis en polzegge, boomklever en parelduiker, witte klaverzuring en kraaiheide, veelvraten en de grauwe en zwarte specht ... Met de geïllustreerde flora's en vogelgidsen op mijn bureau en natuurlijk het internet als hulpmiddel legde ik lijstjes aan, want ik ben slecht in het onthouden van de exacte vertaling van Zweedse planten- en dierennamen, hoe vaak ik ze ook al ben tegengekomen en heb moeten vertalen, en dus controleer ik alles.
'Omheen lezen'
Omdat veel hoofdstukken van Erfgrond in een andere stijl zijn geschreven, moest ik me bij elk nieuw hoofdstuk afvragen of mijn woordkeuze nog aansloot op die van de auteur. Na het eerste hoofdstuk, dat heel associatief en modern in de vorm van een vrij vers is geschreven, volgen twee hoofdstukken die zich aan het eind van de zeventiende eeuw afspelen en het ontstaan van Nevabacka beschrijven. Ze hebben de structuur en stijl van oude volkssprookjes, vol bijgeloof, bosnimfen en bijzondere verhaalwendingen. Het vervangen van een woord als 'al' door 'ofschoon' is een simpel voorbeeld van wat kan meehelpen om de juiste stijl en sfeer te creëren.
In Erfgrond zijn twee brieven opgenomen van een student botanica die eind achttiende eeuw op het veen van Nevabacka naar een bijzondere orchidee op zoek gaat. Die brieven hebben een formele toon, met gebruik van de verledentijdsvorm van werkwoorden die voor die tijd kenmerkend was. En met als aanhef 'Bror!'.
Om in de stemming te komen bij het vinden van de juiste toon en stijl helpt het mij altijd enorm om vergelijkbare literatuur in het Nederlands te lezen. Ik noem dat 'omheen lezen' en tijdens een vertaalproject verzamel ik zowel online als offline daarvoor allerlei materiaal. Voor oudere teksten vormt de website Delpher.nl een fantastische hulpbron. Hier vond ik een briefwisseling tussen enkele studenten uit de periode 1797-1800 zodat ik erachter kwam hoe zij zich in die tijd per brief tot elkaar richtten. Heel nuttig bij het vertalen van de brieven van mijn botanicus.
'Soms ga je er bij de eerste lezing van een tekst van uit dat een begrip vast niet een-op-een te vertalen zal zijn.'
De gebruikelijke aanhef in deze brieven bleek 'Amice!' te zijn, en met het gebruik van naamvallen ('de koster, den zatlap over wien ik u in mijn vorige brief bericht heb', 'een volk, hetwelk amper weet wie zijn koning is'), veel 'ge' en 'gij' en oude werkwoordverbuigingen ('Kunt ge u voorstellen hoe vermakelijk het zoude zijn') puzzelde ik de juiste toon bij elkaar.
Ook bij het vinden van de juiste toon om de poëzie te vertalen hielp het 'omheen lezen' me. In Erfgrond begint het deel over de negentiende eeuw met een bombastisch gedicht van de Fin Alexander Slotte dat kenmerkend is voor de zogenoemde 'nationaal-romantiek' en al grasduinend stuitte ik op poëzie van de Belg Alfred Hegenscheidt (1866-1964) die qua toon perfect aansloot en me hielp om inspiratie op te doen voor zinsneden als 'klinkt der gestorvenen mond' en 'brengen jubelend kond'.
Wanneer een boek vier eeuwen omspant en is geschreven in diverse stijlen die aansluiten op een bepaalde tijdsperiode moet je extra alert zijn op de etymologie van woorden. Kun je bijvoorbeeld in een hoofdstuk dat zich aan het eind van de achttiende eeuw afspeelt het woord 'inhuren' wel gebruiken? Het klonk me zo modern en managementachtig in de oren. Maar zie: Betje Wolff en Aagje Deken gebruikten het in 1782 al in De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart voor het inhuren van personeel, dus kon ik mijn boer ook veilig een knecht laten inhuren.
Russische dreiging
Finnen hebben de verschrikkingen die Rusland door de eeuwen heen in hun land heeft aangericht vers in het geheugen. De diverse periodes van oorlog en Russische bezetting spelen ook in dit boek een rol. Een vertaalprobleem vormde de periode van 1713-1721 die 'Den stora ofreden' wordt genoemd en die enorme ontberingen met zich meebracht. Na allerlei overwegingen ('bezetting' was te zwak, 'oorlog' te algemeen) is dat '(de periode van) de Russische gewelddadigheden' geworden.
Meevallers
Soms ga je er bij de eerste lezing van een tekst van uit dat een begrip vast niet een-op-een te vertalen zal zijn. Dat dacht ik bij 'nattfrierier', het gebruik dat meisjes in de zomer een nacht op de hooizolder sliepen en daar dan de jongens toelieten op wie ze een oogje hadden. Maar in Nederland (Staphorst!) bleek dit gebruik ook te hebben bestaan en heette het 'kweesten'. Een meevaller dus.
Wat ook een meevaller was, was de prettige samenwerking met Maria Turtschaninoff. Nu zijn Scandinavische auteurs doorgaans zeer welwillend en geïnteresseerd naar hun vertalers toe, maar toch is het fijn als iemand je vragen uitgebreid beantwoordt en je van achtergrondinformatie voorziet. Bijvoorbeeld met illustraties over hoe de teerwinning er exact aan toe ging in vroegere tijden.
Al met al was het vertalen van Erfgrond een uitdagend feest!
Erfgrond
Maria Turtschaninoff, vertaald uit het Zweeds door Janny Middelbeek-Oortgiesen
Österbotten, de 17e eeuw. De Zweedse soldaat Matts krijgt als beloning voor bewezen diensten een pachtboerderijtje toegezegd in het beboste oosten van het rijk. Hij noemt de plek Nevabacka; hij zal de drassige grond met eigen handen bedwingen. De aarde geeft hem voldoende terug, zolang hij in vrede leeft met het bos.
Vier eeuwen lang wisselen perioden van oorlog, hongersnood en voorspoed elkaar af. Generaties komen en gaan, er wordt geliefd, geleden, geboren, gestorven. Het bos wordt afwisselend getemd, ontgonnen en angstvallig vermeden. Desondanks houdt de familieboerderij stand.
Vierhonderd jaar later arriveert een vrouw met een urn in een stil huis in een nog altijd groot bos. Nu haar moeder er niet meer is draagt zij ook de verantwoordelijkheid voor Nevabacka. Hoewel ze er zelf bijna nooit kwam, voelt ze een diepe verbondenheid met de plek en de natuur. Niet alleen mensen hebben wortels in het landschap, het landschap heeft diepe wortels in ons.
Vertalersafbeelding: via Nederlands Letterenfonds