Vertalersgeluktournee: Krasznahorkai keert terug
Door: Mari Alföldy
László Krasznahorkai is een schrijver die zijn vertaler voor grote uitdagingen stelt. Dat bleek al bij de twee romans die ik eerder van hem vertaalde, Satanstango en De melancholie van het verzet, die in de jaren 80 zijn geschreven en in het Nederlands in 2013 resp. 2016 verschenen.
Na deze boeken liet Krasznahorkai zich een tijdlang vooral inspireren door zijn reizen in het Verre Oosten, maar in 2016 richtte hij zich met Baron Wenckheim keert terug weer op de plaatsen en sferen uit de begintijd van zijn schrijverschap. De drie boeken vormen dus een soort trilogie, al ziet Krasznahorkai ze zelf meer als een tetralogie met Oorlog en oorlog, dat hopelijk ook snel in het Nederlands zal worden uitgegeven. Ze hebben de plaats van handeling gemeen – die desolate, naamloze en toch typisch Midden-Europese ruimte, die in Baron Wenckheim nog meer dan in de eerdere romans de kenmerken heeft van Krasznahorkai’s geboorteplaats Gyula – maar ook de onbevattelijke, angstaanjagende gebeurtenissen en de boodschap van hopeloosheid. Ook bevat Baron Wenckheim allerlei grappige verwijzingen naar Satanstango en De melancholie, bijvoorbeeld als het personage de Professor gruwelend een uitnodiging voor een dorpsfeest afslaat; het hoogtepunt van de plaatselijke folklore, de uitvoering van de satanstango door de lokale dansgroep blijkt daarbij zijn grootste schrikbeeld te zijn.
De roman heeft twee verhaallijnen. In een subplot verhuist de zojuist genoemde Professor, een in mossen gespecialiseerde en doorgedraaide wetenschapper, naar een zelfgebouwde hut buiten de stad, waarna hij het aan de stok krijgt met zijn eigen dochter en later met de plaatselijke extreemrechtse motorbende. In de hoofdhandeling moet Baron, de naïeve Béla Wenckheim, afstammeling van een beroemde aristocratische familie, die lang geleden naar Argentinië is geëmigreerd, door gokschulden vluchten uit zijn nieuwe vaderland. Verwanten halen hem terug naar Europa. Hijzelf wil zijn jeugdliefde Marika terugzien en reist af naar zijn geboortestad.
Als het gerucht van zijn komst zich verspreidt in de stad, worden allerlei verwachtingen op de schuchtere, prikkelbare baron geprojecteerd: hij zou veel geld meenemen en de stad weer tot bloei brengen. Bij een feestelijk onthaal probeert iedereen bij hem in het gevlij te komen. Door een serie van tragische misverstanden mislukt echter de ontmoeting van de geliefden en sterft de baron. De mensen die een sprookjesachtige wending van hem hadden verwacht keren zich nu tegen hem.
Een belangrijk hoofdstuk is ‘Aan de Hongaren’, waarin een raadselachtige schrijver van een ingezonden brief in de krant op drastische wijze kritiek levert op de Hongaren en hun allerlei negatieve kwaliteiten toedicht.
Uiteindelijk loopt de situatie uit op een enorme brand, nadat onbekenden duizenden liters diesel in de stad hebben uitgegoten. Waar in Satanstango en De melancholie de apocalyps alleen als angstige verwachting verschijnt, is hier echt sprake van een wereldbrand, een armageddon.
Het verhaal heeft een polyfone opbouw: de reis van Baron Wenckheim en de verdere gebeurtenissen komen tot ons in korte vertellingen van verschillende personages, die niet alleen bijdragen aan de grote handeling maar ook hun eigen verhaal en hun eigen stem hebben.
Dat is een van de grootste uitdagingen voor de vertaler. Het ene moment is de Professor aan het filosoferen, waarbij de lezer nooit helemaal zeker weet waar de redenering zich bevindt op de schaal van diepzinnige gedachten over de belangrijke vragen des levens tot oeverloos gezever van een waanzinnige:
'Je kunt beginnen bij de onbevattelijkheid van de essentie van het wateroppervlak of de voor ons eeuwig verborgen betekenis van het planten- en dierenleven en zelfs de heftige stortvloed aan fouten die te maken hebben met de maten – beslissend is, dacht de Professor, […] dat ik de vragen uit vrijwel iedere willekeurige richting kan aanvliegen, want ik vlieg de zwaartekracht aan, evenals de totale onmogelijkheid van de visie op tijd, en als ik wil, val ik zelfs de banale bazaar van onze begrippen aan en smijt de spullen van die bazaar door elkaar, al die rommel die waardevol lijkt maar in werkelijkheid onbruikbaar is…'
En het volgende moment is een eenvoudige vrouw in boerse taal aan het leuteren over haar recept voor Linzer taart of praten, een bladzijde verder, twee dertienjarige straatschoffies over seks, dope en hardcore.
Die jochies leverden me overigens achteraf eerst een hartverzakking en daarna het ultieme vertalersgeluk op. Al googelend stuitte ik op de zin 'Lees bijvoorbeeld in het nu vertaalde Baron Wenckheim keert terug hoe een paar weeskinderen met elkaar in straattaal praten en je beseft…'. Om de rest te kunnen lezen moest ik doorklikken en ik hield mijn hart vast, want hoe geloofwaardig zouden de woorden zijn die ik als 57-jarige vrouw uit heel andere kringen in de mond van die kinderen had gelegd? Ik vreesde een vervolg in de trant van '…dat dit door iemand is vertaald die niets van jongerentaal afweet.' Gelukkig stond er in werkelijkheid: '…en je beseft dat een rapperslied in je hoofd resoneert.' Kennelijk had de tekst de schrijver van dit leesblog overtuigd. Waarvoor dank aan mijn collega’s van de mailinglist Boekvertalers die hierover mét hun tienerkinderen ("pubers van dienst" in het lijstjargon) hebben meegedacht.
Meestal vertelt elk personage zijn verhaal in één, niet zelden bladzijdenlange alinea. Krasznahorkai is namelijk van mening dat het schrijven van keurige zinnen met een punt op het eind kunstmatig is, en een doorgaand verhaal met alleen komma’s beter weergeeft hoe mensen in werkelijkheid praten. De grammaticale constructies die het Hongaars daarbij gebruikt werken in het Nederlands heel anders, zodat de vertaler de zinnen flink moet verbouwen.
Veel interessante vertaalproblemen zijn helaas moeilijk om uit te leggen, of niet zonder buitengewoon veel omhaal van woorden omdat ik eerst zou moeten uitleggen wat er precies in het Hongaars stond. In ieder geval moest ik erg letten op de werkwoordstijden. Het Hongaars heeft maar één verleden tijd, je moet dus opletten dat je in het Nederlands de goede tijd gebruikt, bijvoorbeeld de voltooid verleden tijd als iets voortijdig is ten opzichte van de eerder genoemde handeling. Soms knap lastig, zoals hier, over de piepschuim platen die de Professor vindt in het 'Braambos', een door onkruid overwoekerd terrein buiten de stad:
'…kennelijk was iemand hierheen gekomen, zo redeneerde hij destijds, naar het drasland of braakveld of de moerasgrond of poesta, of hoe je het ook noemen wilde, had de platen hier afgeladen en was ze daarna vergeten, de platen waren hard geworden en toen wilde al helemaal niemand ze hebben, ze wiebelden heen en weer zoals de boer hier vlakbij, zich vastklampend aan zijn gammele fiets terwijl hij ’s avonds zijn huis probeerde te bereiken…'
Er zijn ook problemen die niet zozeer taalgebonden zijn maar te maken hebben met andere stilistische conventies: zo kun je in het Hongaars allerlei werkwoorden gebruiken als werkwoord van zeggen, bijvoorbeeld: "'Zo is het wel genoeg,' stond opa op uit zijn stoel". In het Nederlands is "'Dat is een goed idee,' lachte zij" al een beetje keukenmeidenroman-achtig. En dan is lachen nog iets wat uit iemands mond komt. Een andere handeling als werkwoord van zeggen gebruiken kan in het Nederlands al helemaal niet. Een Hongaarse schrijver kan bij een dialoog dus makkelijk variëren, terwijl je als Nederlandse vertaler je in allerlei bochten moet wringen om te voorkomen dat je steeds '…zei hij', '…zei zij' moet schrijven.
Soms dienen zich ook wonderbaarlijk simpele oplossingen aan voor onoplosbaar lijkende problemen. Zo vroeg ik me een hele tijd af wat ik moest doen met het woord hungarocell, piepschuim, een merknaam die tot soortnaam is geworden zoals Maggi of Tomtom. De Professor bouwt zijn hut daarvan, maar de auteur speelt daarbij ook met het Latijnse woordelement hungaro- dat Hongaars betekent maar ook de associatie oproept met het woord hungarista, Hongaarse extreem-nationalist, dat van toepassing is op de motorbende die het op de Professor gemunt heeft. Ik had geen idee hoe ik dat op moest lossen, tot ik het in een workshop aan deelnemers voorlegde en de collega’s me de tip aan de hand deden dat ik Hungarocell best aan kon houden maar dan als merknaam: met de oplossing ‘piepschuim van het merk Hungarocell’ kon ik prima uit de voeten.
Mari Alföldy (1962) studeerde Klassieke Talen en Hongaars aan de Rijksuniversiteit Groningen en is tweetalig (Hongaars-Nederlands). Ze vertaalde onder meer proza van Sándor Márai, György Konrád, Imre Kertész, Dezső Kosztolányi, László Krasznahorkai, Margit Kaffka en Géza Ottlik in het Nederlands. Ook is ze oprichtster en organisator van de Hongaarse Salon Amsterdam. Ze ontving de Hongaarse Kosztolányi vertaalprijs en het Gouden Kruis van Verdienste van de Republiek Hongarije. Haar vertaling van László Krasznahorkai’s Satanstango is bekroond met de Filter Vertaalprijs 2014; De melancholie van het verzet werd in 2017 genomineerd voor de Europese Literatuurprijs, net zoals nu Baron Wenckheim keert terug.
László Krasznahorkai (1954) studeerde rechten en Hongaarse literatuur. Voor de romans, verhalen en essays die hij publiceerde, ontving hij vele literaire prijzen. De Nederlandse vertaling van zijn debuut Satanstango werd ook in Nederland jubelend ontvangen en won de Filter Vertaalprijs 2014. In 2015 ontving hij de Man Booker International Prize voor zijn gehele oeuvre.