Vertalersgeluktournee: Paula Stevens over vertalen in tijden van corona
Genomineerd Europese Literatuurprijs 2022
Witte zee
Auteur: Roy Jacobsen
Taal: Noors
Vertaler: Paula Stevens
Noorwegen, 1944. Ingrid is alleen op Barrøy, het eiland dat haar familienaam draagt. De oorlog die tijdens haar jeugd woedde heeft plaatsgemaakt voor een nog ergere strijd en Noorwegen lijdt onder het juk van de nazi’s. Tijdens een zware storm spoelen de lichamen van een gezonken Duits oorlogsschip aan op de kust van het kleine eiland. Tussen de Duitse soldaten bevindt zich de nog levende Russische krijgsgevangene Alexander. Ingrid neemt hem mee naar huis en volledig onverwachts komt er tijdens deze koude wintermaanden een einde aan haar eenzaamheid. Maar op dat moment heeft Ingrid nog geen weet van wat zij zal moeten doorstaan om haar geliefde te beschermen tegen de Duitsers en de Noorse collaborateurs, en welke reis ze zal moeten maken, ver weg van het eiland.
Vertalen in tijden van corona
Door Paula Stevens
Tijdens het hoogtepunt van de coronamaatregelen – de periode waarin ik Witte zee van Roy Jacobsen vertaalde – kreeg ik vaak op lichtelijk zure toon het verwijt dat ik als vertaler natuurlijk geen last had van al die beperkingen, omdat ik altijd al gewend was om in mijn eentje thuis te werken en vrijwel niemand te zien – een soort corona-quarantaine avant la lettre, zeg maar. In het begin beaamde ik dat wat schaapachtig, maar gaandeweg kon ik me toch steeds minder vinden in dat beeld van de vertaler als een wat wereldvreemde kluizenaar die eenzaam de hele dag achter zijn computer met woorden goochelt. Want een van de leukste kanten van het vertalen is voor mij juist nu het persoonlijke contact met mensen uit allerlei vakgebieden, mensen die je enthousiast helpen met je vragen over de meest exotische onderwerpen die je in je vertaling bent tegengekomen. Het levert een schat aan kennis op, je ontdekt kanten van de samenleving waarvan je het bestaan niet vermoed had, je wordt goed in pubquizzen en je leert soms ook nog nuttige vaardigheden: zo leerde ik in een paar lessen aardig met een zeis omgaan en kan ik, mocht de nood aan de man komen, netten boeten. Allemaal geleerd in het kader van een vertaling.
Ook voor Witte zee had ik expertise van buitenaf nodig. Toen Jacobsen een jaar of veertien was belandde hij in Oslo, waar hij opgroeide, in een crimineel milieu. Om te voorkomen dat hij in de gevangenis zou belanden, stuurde zijn moeder hem naar zijn grootouders die op een klein eiland voor de kust van Noord-Noorwegen woonden – het eiland dat de inspiratie vormde voor Barrøy en het Hoofdeiland uit Witte zee. Hij werd daar meteen flink aan het werk gezet, onder andere als visser, maaier, zeeman, bouwvakker, sjouwer, visfileerder en boer. De vak- en woordenkennis die hij in die periode opdeed, wordt kwistig gebruikt in Witte zee. Er komen bijvoorbeeld minstens acht verschillende soorten netten en vismethodes ter sprake, afhankelijk van het seizoen, het soort vis waarop gevist wordt, of dat vanaf de wal of vanuit een bootje gebeurt – en hoe groot dat bootje is. Het boek speelt zich af rond de Tweede Wereldoorlog, dus het gaat hier ook nog eens over (handmatige) vismethodes die nu grotendeels in ongebruik zijn geraakt. Gelukkig hebben we het internet, dus heb ik na enig speurwerk van vrijwel alle netten en bootjes afbeeldingen gevonden. Maar hoe vind je daar de Nederlandse plaatjes en benamingen bij? Dat bleek nog niet zo eenvoudig, en, eerlijk gezegd, na twee dagen netten zoeken kun je geen kor meer van een beug onderscheiden. Ik heb gekeken of een van mijn kennissen iets van dit onderwerp afwist – een grote, diverse kennissenkring is een absolute must voor een vertaler, dus hoezo kluizenaar? – maar dat leverde niet geheel onverwacht ook niets op. Normaal gesproken zou ik, omdat het in dit geval om oude vismethoden gaat, dan naar een museum gaan, bij voorkeur een klein museum, waar ze vaak veel kennis van zaken hebben en ze je niet alleen maar doorverwijzen naar hun 'uitgebreide bibliotheek'. Een van mijn favoriete vraagbaken is het Visserijmuseum in Zoutkamp, waar bevlogen vrijwilligers in het verleden rustig een middag de tijd namen om mijn vragen te beantwoorden en me een rondleiding te geven, zodat ik alle netten, fuiken en wat dies meer zij ook kon zien en aanraken. Ze dachten ook mee over nuttige suggesties als bleek dat er domweg geen Nederlandse term voor een bepaald Noors woord bestond. Een gouden informatiebron. Maar: ook dat museum was natuurlijk dicht tijdens corona…
'Een grote, diverse kennissenkring is een absolute must voor een vertaler, dus hoezo kluizenaar?'
Dus geen enthousiaste rondleiding, maar een eenzame rondgang langs allerlei websites van de overheid en van bedrijven die in de visserijsector werkzaam zijn. Ook daar kreeg ik vaak leuke en uitgebreide antwoorden – mijn dank daarvoor – maar via email of telefoon overlegt het allemaal net even wat minder soepel dan onder vier ogen, en heen en weer mailen en vragen schriftelijk uitleggen kost ook aanzienlijk meer tijd. Uiteindelijk lukte het allemaal wel, maar het was een stuk minder leuk.
Zeker minder leuk was ook dat ik door de reisbeperkingen vanwege corona het contact moest missen dat ik het waardevolste vind tijdens een vertaling: het contact met de auteur zelf, in dit geval Roy Jacobsen. Ik probeer als het even kan bij elke vertaling bij de auteur op bezoek te gaan met mijn vragenlijstje – geen beter naslagwerk dan een levende auteur.
Dat kunnen allerlei soorten vragen zijn. In Witte zee stonden bijvoorbeeld veel dialectwoorden voor visgerei, kleding, etenswaren en gereedschappen die niet in het woordenboek te vinden waren, maar meestal zijn het vragen over de interpretatie van bepaalde zinnen of fragmenten. Of wil ik gewoon voor de zekerheid even controleren of ik dingen goed begrepen heb: zijn de 'røde kråkeboller' in een beeldspraak inderdaad rode zee-egels of betekent het iets heel anders? Sinds er ooit in een vertaling uit het Frans stond dat 'arrestanten werden afgevoerd in slamandjes' omdat de vertaler was ontgaan dat het Franse slamandje ook arrestantenwagen betekent, check ik dit soort vreemde constructies altijd even, om mijn eigen slamandje te voorkomen. Dergelijke vragen stel je gemakkelijker als je met iemand praat dan via de email. Zoomen zou een oplossing zijn, maar een hele middag zoomen houd je niet vol, althans ik niet. Een middagje discussiëren en overleggen met een auteur bij een kop koffie of een glas wijn daarentegen is niet alleen gezellig maar ook altijd erg verhelderend en het levert veel nieuwe inzichten en antwoorden op.
Ik heb al die persoonlijke contacten tijdens het vertalen, die voor mij toch een stukje vertalersgeluk zijn, erg gemist en ik ben dus ook daarom blij dat de coronamaatregelen zijn opgeheven: als u dit leest zit ik in Oslo bij Jacobsen om de vertaling van zijn volgende boek te bespreken.
Ook in 2021 was Paula Stevens genomineerd voor de Europese Literatuurprijs, met De onzichtbaren van Roy Jacobsen. Hier lees je haar column over deze roman, die over dezelfde Noorse familie gaat als het op zichzelf staande Witte zee.
Auteur en vertaler
Roy Jacobsen
Roy Jacobsen (Oslo, 1954) schrijft romans, korte verhalen en kinderboeken en wordt gezien als een van de belangrijkste auteurs uit Noorwegen. De onzichtbaren werd in meer dan twintig landen vertaald en stond op de shortlist van de Man Booker International Prize en de International Dublin Literary Award. De romans van Jacobsen worden in Nederland uitgegeven door De Bezige Bij.
Foto: © Agnete Brun via Letterenfonds
Paula Stevens
Paula Stevens is sinds 1982 werkzaam als vertaalster Noors. Ze heeft inmiddels meer dan 75 romans vertaald, waaronder werk van Karl Ove Knausgård, Herbjørg Wassmo en Lars Mytting. In 2006 werd ze benoemd tot Commandeur in de Noorse Koninklijke Orde van Verdienste, in 2010 ontving ze de Amy van Marken-prijs voor haar gehele vertaaloeuvre. In 2018 ontving ze samen met Edith Koenders de Europese Literatuurprijs voor de vertaling van Johan Harstads Max, Mischa en het Tetoffensief.
Foto: via Letterenfonds
Bekijk hier een overzicht van live optredens in de Vertalersgeluktournee 2022