Column /
Victoria Farkas: Een dubbele trechterfunctie
‘Houd jij nou wel of niet van paarden?’ sms’t mijn uitgeefster me vragend op een mooie lentedag. Ik denk hier even over na en besluit als halve Hongaar dat ik wel van paarden móet houden en sms dat terug. ‘Heb je zin om een non-fictief boek over paarden te schrijven?’ vraagt mijn uitgeefster vervolgens. Zonder na te denken tik ik het antwoord: ‘Jaaaaaaa.’ Ik krijg een smiley terug en de deal is bezegeld. Zo, nu alleen het boek nog even schrijven.
En dan? Goede vraag, want ik weet niets van paarden. Ja, dat ze groot en eng zijn, want als stadsmeisje in hart en nieren vind ik stiekem alle dieren de groter zijn dan onze kat eng. Dus ja, een paard dat wel 600 kilo kan wegen en groter is dan ik zelf ben, is wel een dingetje. Mijn eerste ervaring met paarden is alweer een aantal jaren geleden toen ik met mijn ouders als klein meisje naar de manege in het Amsterdamse Bos ging. Daar stonden de paarden keurig naast elkaar in hun stallen, met hun kont… pardon… edele billen naar achteren. Mijn vader liep de smalle doorgang in en spoorde me aan achter hem aan te lopen. No way! Pap, heb je die lange en vooral heel erg sterke benen dan niet gezien? Een trap naar achteren en ik ben zo plat als een dubbeltje.
Mijn tweede kennismaking was met een pony in het Amstelpark. Ik mocht op zijn rug en dan liep ‘ie een rondje. Ik heb het even bij mijn ouders nagevraagd en wat blijkt? De pony liep braaf zijn rondje... maar zonder mij op zijn rug.
Tijd voor een vernieuwde kennismaking, dus ik maak een afspraak bij de plaatselijke manege. Voordat ik ga schrijven moet ik echte, levende paarden hebben gezien, gevoeld, geroken, gehoord en gevoederd. Bereden… mwoa… alles op z’n tijd, hè?
Maar de kennismaking verloopt uitstekend. Paard en schrijfster laten zich beide van hun beste kant zien en als snel begint het half-Hongaarse bloed van mij sneller te stromen. In galoppeerstand maak ik her en der afspraken in het land met mensen die verstand hebben van paarden en mij daar alles over kunnen en willen vertellen. Er gaat een nieuwe wereld voor me open. Wat is er ontzettend veel te vertellen over paarden en dan bedoel ik écht héél veel! En volgens mij is dat de ware uitdaging, want keuzestress ligt op de loer.
Ik zie mezelf, tijdens het hele informatievergaar- en schrijfproces, dan ook als het uiteindelijke zeefje in het minuscule puntje van een trechter. Alle door mijzelf keurig verzamelde paardeninformatie komt in die trechter terecht en ik, als professionele zeef, zeef alleen die informatie eruit die ik nodig denk te hebben voor mijn boek over paarden. De rest komt in de map ‘over’ terecht. En dat niet alleen; ik zet de informatie om in een taal die de doelgroep begrijpt. Een soort dubbele trechterfunctie, dus. En mocht er toch soms een klomp overbodige informatie doorheen komen, dan hoop ik dat de uitgever dat er weer uit vist.
Daarna is het vooral schrijven, herlezen, laten checken, schrijven, schrappen, toch nog even de informatie checken, schrijven… Dit is een proces dat net zolang duurt totdat iemand zegt: ‘zeg, wanneer komt die tekst?’ Want anders blijf ik gewoon doorgaan met het perfectioneren ervan. En weet je? Ik kom graag achter mijn bureau vandaan om naar mijn allereerste paardrijles te gaan. Want ik kan inmiddels volmondig roepen dat ik onwijs veel van paarden houd.
Lees ook Victoria's dossier over de populariteit van non-fictieve kinderboeken.