Luc Deflo: 29 boeken in nog geen 17 jaar
Pagina 3 van 3
Ik hoor in mijn Mechelse omgeving vaak dat men de boeken van Deflo fijn vindt omdat ze zich afspelen in Mechelen. Ik vind dat Mechels kader bij nader inzien vrij oppervlakkig. Je citeert wat straten en gebouwen, dat is het zowat. Waar is het je dan om te doen?
“Dat is iets dat een eigen leven is gaan leiden. Ik heb nooit stil gestaan bij de arena, vond dat niet belangrijk. Het gaat me om het verhaal en de personages, ik schrijf geen streekroman, hé? Bij mij is een thriller een rollercoaster. Ik koos Mechelen uit luiheid, de provinciale stad waar mijn verhalen zich thuis voelen. Toch leeft dat bij de mensen, hé. Mensen komen me vertellen dat een bepaald huis geen huis is, maar een appartement. Men koopt soms een boek omdat een zijstraat van hun straat wordt vermeld.”
Bij Deflo zijn er nooit winnaars. Iedereen krijgt slaag, lees ik in een juryverslag. Of nog: Niet de motivering, niet de moorddrang vormen het kerngegeven bij Deflo, maar het inzicht in de drijfveer, het maatschappelijke passiespel errond, de kwetsbaarheid en argeloosheid van iedere mens.
“Dat klopt. Bij een moord zijn alleen maar verliezers. Ben ik daardoor een pessimist? Neen, een realist. Ik kreeg in de pers ooit het cachet een horrorauteur te zijn. Ik schrijf geen horror. Door zo’n etiket haken mensen af, want die willen dat niet lezen. Een moord is gruwel, maar ik ben geen gruwelschrijver. Mijn moorden zouden plastisch beschreven zijn. Ik wil een moord ook plastisch beschrijven. Het is me nooit te doen om moord te verheerlijken, eerder het omgekeerde, maar wil het wel correct neerschrijven. Aantonen dat het effect heeft op iedereen die ermee te maken krijgt. Van een vriend bij de moordbrigade nam ik ooit twee classeurs mee. Ik heb een heel weekend in die verslagen gelezen en dacht: foert, mijn vriend heeft dat allemaal méégemaakt. Daar stond bijvoorbeeld een geval in van een vader die zijn gezin uitmoordde met een jachtgeweer en de bedoeling had daarna zelfmoord te plegen. Alleen mislukte dat laatste. Mijn vriend gaat daar als eerste binnen. Moet in heel technische bewoordingen de feiten van de moord beschrijven. Dat neem je dus mee, hé. Die gaat s ’avonds geen spaghetti met balletjes meer eten, hé.”
Nooit zin gehad een ander genre te proberen?
"Ik hou mijn memoires bij, te vergelijken met De Helaasheid der dingen. een soort van coming of age-roman. Ik had een leuke jeugd. Misschien breng ik het ooit eens uit, maar nu nog niet. Dat is een bewuste keuze. Sommige collega’s wisselen een thriller af met een roman of een reisverhaal. Op het laatste weten de lezers niet meer wat ze moeten verwachten. Dat is funest, zo haken ze af. Daarom ga ik ook nooit mee in hypes, zoals toen bij de Da Vinci Code. Of de erotische hype. Plots doet iedereen dat. Zo werkt het niet, mensen voelen dat. Schoenmaker, blijft bij uw leest. Whoesh, een vuurpijl en het is gedaan. Ik beweer altijd, er zijn alleen goede en slechte boeken, in alle genres, tot reisboeken toe. Bij spannende boeken heb je het voordeel dat je die spanning kunt opbouwen, wat minder kan in een literair boek. Wat een kransje navelstaarders daarover denkt, daar veeg ik mijn gat aan."
Jij schrijft vlugger dan de uitgever kan uitgeven?
“Ik heb vier manuscripten klaar. Dat ik twee boeken per jaar uitbreng is puur economisch. Het is mijn job, hé. Ik moet mijn huis afbetalen. Simenon schreef wel een boek in een weekend. Ik heb zoiets van: dit is het, als ik daar nog een jaar aan schrijf, wordt het alleen maar slechter. Ik werk dag en nacht, in het weekend, 's avonds in mijn stoel zit ik met een trappist met een ideeënblad naast mij. Met die ideeën start ik de volgende dag.”
Is schrijven een kwestie van vertrouwen?
“Uiteraard. Ik geloof in mezelf. Ik ben een onzekere mens in het leven, maar als schrijver weet ik wat ik wil. Als ik boeken schrijf is er geen betere dan ik. Ik ben top. Ik ben zo top, dat elk boek dat ik aan het schrijven ben het beste boek is dat ooit werd geschreven. Dan steek ik die in mijn schuif, begin ik aan een ander beste boek ter wereld. Een jaar later haal ik het vorige beste boek uit de schuif, en plots is dat zo goed niet meer. Dan gooi ik er al de franjes uit, de gezochte metaforen en wordt dat boek alleen maar beter.”
Schrijven en synergie
Hoe ontstond de samenwerking met Aloka Liefrink?
“Je krijgt als schrijver vele manuscripten toegestopt. Ik ga die manuscripten niet lezen. Niet alleen omdat ik er de tijd niet voor heb, maar omdat ik die gegarandeerd zou afmaken. Want wat zal het resultaat zijn? Die hebben daar uren en dagen in gestoken, en komen dan een perfectionist tegen zoals ik. Niemand verdraagt dat ik zijn baby’tje kapot maak. Ik doe dat dus niet meer. Via de uitgever krijg ik wel eens dingen. Als dat écht goed is, wil ik me daar voor inzetten, op voorwaarde dat ik de eindredactie behoud, want ik breng niets op de markt, waar mijn naam op staat, dat niet mijn goedkeuring wegdraagt.
Aloka was de eerste die in aanmerking kwam. Zij pakte de vrouwelijke rollen voor haar rekening. Ik de mannelijke, maar bewaakte de plot. En de drive. Dat was een constructieve samenwerking, heel intensief. Dat boek werd goed onthaald. Het is wat softer, want met mijn normale werk maak ik geen kans op tv. Nu is Aloka solo vertrokken, en ik hoop voor haar dat het lukt. Op aandringen van mijn uitgever heb ik een tweede plot uit de kast getrokken, deze keer schreef ik het met mijn vrouw (Sormaria Marchan, red.).”
Kan iedereen schrijver worden?
“Schrijverscursussen, daar geloof ik niet in. Als je denkt dat drie studiejaren literatuur je een succesauteur maakt, vergeet dat maar. Schrijven is geleefd hebben, focus hebben, doorzettingsvermogen. Je moet een beetje geluk hebben, zoals met alles. Mijn debuut stuurde ik naar verschillende uitgeverijen.
Aspe en Deflo, dat bekt gewoon goed. Nooit gedacht samen iets te doen?
“Ooit wilde ik die Cel 5-reeks samen met Pierre doen. We hebben er over gepraat, maar eigenlijk hebben we het beiden te druk. Hij woont aan zee, ik in Brussel, praktisch is dat niet haalbaar. Toen ik begon, was Aspe al vijf jaar bezig. In het begin, toen ik op de boekenbeurs naast hem zat, stond er een file bij hem, niemand bij mij. Plots een camera voor mijn neus: Mijnheer Deflo, daar staat een file en hier niet, hoe komt dat? Dan moet je wel ad rem zijn of je gaat af, hé? Na vier jaar kregen ze medelijden met mij. Schrijf jij goede boeken? Probeer eens, hé? Allé vooruit, geef me eens honderd gram. Niet zo lang geleden, was ik zo kort bij een Amerikaanse uitgever.
(toont een beetje lucht tussen duim en wijsvinger)
Ik spreek over een deal met een echt grote uitgever, ik heb hier de correspondentie liggen. Het liep op het laatst mis omdat men plots vond dat er al genoeg psychopaten rondliepen in de Amerikaanse thrillerwereld. Het is niet gelukt, maar ik kan tenminste zeggen dat ik het heb geprobeerd. Dat het Pierre wel lukt, vind ik fantastisch voor hem. Maar ik kan leven van mijn pen, en dat maakt me gelukkig.”
Doe jij veel lezingen?
“Een paar per jaar, ik wil daar niet in overdrijven, zeker niet als je een halve dag formulieren moet invullen. De resultaten die er uit komen zijn niet wat ik verlang. Wat ik wél verlang is dat we in Vlaanderen eerlijker zouden betaald worden voor ons werk dat in de bibliotheek wordt ontleend. Ken je Lira?”
Ja, dat is van Nederland.
“Van Lira krijg ik elk jaar geld, en niet weinig. In Nederland word ik bijlange niet zo veel ontleend als in Vlaanderen. Al wat daar voor nodig was, was één formulier, vier bladzijden weliswaar. Voor elk ontleend boek, krijg je een getalletje van drie cijfers na de komma. Op het einde van het jaar krijg je een afrekening in detail. Een nieuw boek moet je zelfs niet meer aangeven. De uitgever doet dat. Né-der-land. In Vlaanderen word ik honderd keer meer gelezen, hoewel het anderhalf keer kleiner is. Die lacune kost mij een fortuin, dat is broodroof. Als iemand me zegt dat hij een boek van mij uit de bibliotheek heeft gelezen, zeg ik tof, weer iemand die me kent, maar waarvoor ik niet word betaald. Ik probeer dat filosofisch op te vatten. Dat het in Nederland kan, en hier niet: dat pikt. Alle respect voor het sociale doel van een bibliotheek, maar het is niet aan de auteurs om dat te financieren.”
Foto's Luc Deflo: Ivan Put ©