Interview /
Vlaanderen Thrilt #9 • Christian De Coninck
De hamvraag van vandaag: wie vermoordt de Coninck?
Het interviewen van een politiecommissaris uit Brussel in dit post-Charlie tijdperk kan een hachelijke onderneming zijn. Eerst en vooral duurt het een poos voor je een plekje in zijn agenda bemachtigt maar, eenmaal aan de deur, blijkt de onmiddellijke omgeving hermetisch afgesloten voor mogelijk gespuis, inclusief journalisten. De agenten aan de deur tonen mij bereidwillig hun nieuwste model Kalasjnikov. Ik moest me tweemaal identificeren, en aan het einde was Christian De Coninck hoogst verwonderd dat we niet waren gefouilleerd. Tegen dan was ik zo murw dat ik spontaan zou meedoen aan een line-up.
Bij wijze van wraak lees ik de commissaris zijn rechten voor. Hij mocht zwijgen. Alles wat hij zou zeggen kon tegen hem worden gebruikt. Hij had recht op een advocaat. Indien hij die niet kon betalen, zou ik er wel een zoeken. Nou, die zat, dacht ik.
Christian De Coninck geeft me echter dadelijk lik op stuk: “Ik beroep me op mijn zwijgrecht en ik wens een advocaat.”
Die ik niet kon betalen. 1-0 voor de flikken.
DAAR IS DE COMMISSARIS
Christian, geen enkele interviewer kan naast het feit dat je politiecommissaris in Brussel bent. Méér zelfs, je bent woordvoerder van het korps. Het is genoegzaam bekend waarom je begon te schrijven, maar nu je zo goed bezig bent: zou schrijven nog lukken, eenmaal je de politie vaarwel zegt?
“Het schrijven zal zeker verder gaan. Ik heb genoeg zaken klaar liggen om te worden opgeschreven. Anders zullen de collega’s me met veel plezier bijpraten.”
Is de vakkennis die je dankzij je beroep verzamelt eerder een hulp dan een intellectuele rem?
“Toch wel het eerste, want ik schrijf neer wat ik beleef. Wat wel voor remmingen kan zorgen is het beroepsgeheim. Elk boek in de Stijn Gorisreeks draait immers rond een reële zaak. Die moet ik uit de context rukken en fictief maken, zodat niemand, noch slachtoffer, noch dader zich daarin kan herkennen.”
Maar procedures kunnen niet in de weg zitten?
“Dat gevoel heb ik niet het tijdens het schrijven, wel in het dagelijks leven. Ik zaag natuurlijk zelf al eens tegen mijn korpschef dat iets niet gaat zoals ik het wens, en dat kan wel eens in een boek opduiken.”
Waar ligt voor jou de grens van fictie? Wanneer ga jij bewust over de schreef?
“De zware interventies, dat gebeurt hier in Brussel minder. Het is hier Starsky en Hutch, niet, hé?”
Nauwelijks geweld, in Brussel?
“Absoluut, absoluut. Er vallen zeer weinig slachtoffers, zeker bij de politie. Ik heb meer dodelijke slachtoffers gehad onder dakwerkers dan onder politiemensen. Ik heb in mijn ganse carrière één politieman verloren, en dat was in een verkeersongeval. Soms moet er al eens gevochten worden, soms geschoten, maar dat laatste is heel miniem. In werkelijkheid wordt er minder geschoten dan in de boeken van Stijn Goris. In het boek moet wel actie zitten, want als ik zou schrijven hoe een ploeg op stake out zit voor een drugspand, doet de lezer het boek na twintig bladzijden dicht, want er gebeurt niets.
Ondanks het feit dat men een imago creëert dat Brussel een gewelddadige metropool zou zijn, valt het allemaal wel mee. Gisterenavond was hier een overval. De daders zijn alle richtingen uit gevlucht, maar we hebben ze allemaal gepakt. Omwille van het feit dat we heel snel met man en macht ter plaatse zijn. In een kleinere politiezone kan dat niet. Hier hebben we gemiddeld 10-15 patrouilles constant op de baan.”
Moet je soms niet schuddebollen als je boeken van collega’s leest, wanneer zij in de fout gaan bij politieprocedures?
(Schuddebolt) “Schuddebollen? Als ik lees dat flagrante procedures worden geschonden, lees ik niet verder. Dat kan dus niet. Indien je beweert dat de procureur des Konings een aanhoudingsmandaat aflevert, dat is het elementairste in de strafvordering (windt zich lichtjes op), dan heb je geen inlichtingen ingewonnen. Gewoon even googelen en je weet dat dat een onderzoeksrechter moet zijn. Dat is dus de eenvoudigste research die je moet doen. Bij mij zijn zelfs de medische interventies correct. Ik laat die nalezen door een spoedarts. Zeker moment laat ik iemand reanimeren met een adrenalinespuit in de hartspier. Daar kreeg ik het commentaar dat dat al lang niet meer zo gebeurt. Voor Dodendans, dat zich afspeelt in 1917, moest ik laten nazoeken of men toen al de heilzame werking van alcohol kende bij operaties.”
(Poneert met een vinger op zijn bureaublad. Even maken we kennis met de keiharde ondervrager. Die weliswaar wordt ondervraagd.)
“In elk vakgebied waar ik over ga, moeten specialisten kunnen zeggen dat wat er staat correct is. In Het Duivelsdozijn gaat het over diepzeeduiken. Gewoon uit respect heb ik de procedures door een vakman laten nalezen, die heel wat verbeteringen aanbracht. Ik kan mij niet permitteren dat bijvoorbeeld een arts iets leest en zou weten dat iets helemaal fout zit. Die zou dezelfde reactie hebben als ik: het boek dicht slaan en nooit nog iets van mij lezen.”
HET DROSTE EFFECT
Kobe De Lil Laat zich paaien om als drugkoerier te werken. Welke elementen van zijn avontuur zijn fictie, welke realiteit?
“Je kunt in die landen worden aangesproken. Je wordt gekozen op je uiterlijk. Ze doen cocaïne ofwel in condooms ofwel in afgesneden vingers van latex handschoenen. Dat wordt toegesmolten en in olie gedoopt, zodat het gemakkelijk binnen glijdt. Tot anderhalve kilo in de maag.”
Neem nu een kilo cocaïne per bolletjesslikker. Met grote kans op mislukking, …
“Nee, nee, de kans is groot dat het lukt.”
Maar is het sop de kool wel waard voor een drugskartel? In Cobra van Frederick Forsyth lees ik dat 1 vrachtschip in een Europese haven, waar 13 000 schepen per jaar aanvaren, met groot gemak per vracht 1 container pure cocaïne kan invoeren. Pakkans hooguit 5 %.
“Dat is verleden tijd. Die pakkans is enorm vergroot. De containerschepen, wij noemen dat bananenboten, worden minder gebruikt, om de eenvoudige reden dat we over betere apparatuur beschikken, zoals scanners. Boten uit die rare landen worden grondig onderzocht. Daarom gooien ze vaak hun handel in zee, op enkele zeemijlen van de territoriale wateren, met boeien. Die worden dan opgepikt door zodiacs, die de drugs op het strand brengen. Dat wordt dan soms weer opgemerkt door onze radars. Wat ze wel nog doen, met succes, is het sturen van decoys. Ze tippen zelfs de douane die dan moet controleren, terwijl een ander schip langs een andere kant binnen komt. Ze offeren dus bewust een deel van hun lading op.”
Valt het uiteindelijk allemaal te bemeesteren?
“Te bemeesteren? Nooit. Dat is iets dat we nooit onder volledige controle zullen krijgen. Neem één dealer weg en er staat een andere klaar. In Zuid-Amerika zijn er boeren die alleen van cocaïneproductie leven. Zolang er vraag is zal er aanbod zijn.”
Tussen Stijn Goris en zijn vrouw Sacha is alles koek en ei. Ze houden niet op elkaar de liefde te verklaren. Zullen we het eerste volmaakte koppel meemaken uit de Vlaamse misdaadliteratuur? Zal daar nooit een haar in de boter zijn?
“Nee (met veel nadruk). Nee! (nog meer nadruk)”
Zei hij, punt. Volgende vraag.
“In elke misdaadroman waar er sprake is over een koppel, is er altijd ruzie of komt er een scheiding. Wel, er zijn nog koppels bij de politie die bij elkaar blijven. En nu jij! Waarom is dat? Je moet weten waar Stijn Goris van vertrokken is. Hij werd in zijn jeugd seksueel misbruikt. Hij is daardoor beschadigd, had geen emoties meer, geen empathie. Ik spreek van frigide emotionaliteit. Sacha brengt hem dat stapvoets bij. Hij is emotioneel van haar afhankelijk, zal nooit iets beslissen over familie zonder haar te kennen. In feite draagt zij thuis de broek. De dag dat hij scheidt, pleegt hij zelfmoord, hij kan niet zonder haar.”
Leader aan Alfa : go voor fase 1. Go, go, go. Gaat het er écht zo aan toe bij een inval? Hoe krijg je CGSU trouwens gebekt als je onder stress staat?
“Je hebt altijd drie keer go go go. Wij werken alleen met afkortingen, dat gaat heel snel: leader, tango of sierra. Sierra staat soms voor slachtoffer of sniper. Vitas zijn de ambulances. CGSU wordt dan bijvoorbeeld Victor 1. In de Daikon kweker spreek ik van lola’s, de prostitués.”
DE MALLORCA ERFENIS
Bij de overval in het restaurant in het begin van het boek, valt onmiddellijk een dode. Toch speelt Stef Goris voor held door een Kalasjnikov bij de loop vast te pakken. Hij en Pauwels onderscheiden zich vervolgens met een achtervolging in het centrum van Palma. Zijn zij nu held of flik tegen wil en dank?
“Ze zijn flik. Veel flikken zouden dat doen. Niet allemaal, maar een groot deel. Die Kalasjnikov vastpakken iets minder, maar erachter aan gaan, dat denk ik wel.”
Hoewel Goris en Pauwels vrienden lijken, blijft Pauwels opvallend onderdanig eens ze midden in de zaak zitten.
“Dat is altijd zo. Er is een baas. Hier is dat ook. Hier kunnen we met elkaar pinten pakken, maar eens het onderzoek loopt, is het “chef” van hier en van daar. Wat niet wegneemt dat een ondergeschikte iets kan suggereren. Dan luister ik en eventueel pas ik het plan aan. Maar de eindverantwoordelijkheid blijft bij mij.”
De kern van de plot heeft te maken met de Spaanse burgeroorlog. Vond je dat een boeiende materie?
“Ik schrijf nooit op vakantie. Vakantie is vakantie, ik maak daar totaal abstractie van schrijven. Maar toen zag ik in de basiliek van Lluc dat monument van de martelaars, allemaal in dezelfde leeftijdscategorie. In de shop van de basiliek kon je een historisch boek kopen, maar ik had de keuze tussen Catalaans of Majorcaans. Ik heb dat later met grote moeite vertaald, ook omdat ik met iemand uit het klooster kon spreken. Maar het blijft een roman. Wat er gebeurd is rond de martelaars van Colle, is historisch waar, dat zullen mensen herkennen. Hoe het echter komt dat zij martelaar zijn geworden, behoort tot mijn dichterlijke vrijheid.”
DODENDANS
Welk feit ligt aan de basis dat je de reeks met Goris en Pauwels stopzette voor deze stand alone?
“Wel, ik was eerst niet geïnteresseerd in Wereldoorlog I, dat was letterlijk ver van mijn bed. Wereldoorlog II vond ik veel interessanter, al is het maar door films als A Bridge too Far, Operation Overlord, Guns of Navaronne, …”
Heldhaftiger dan de eerste wereldoorlog?
“Juist, daar zat meer actie in, ze hadden meer middelen. Eens ze in WO I in hun loopgraven zaten, was het gedaan. Maar toen liep ik dat fantastische museum in Ieper binnen, In Flanders Fields. Ik ben ook naar Tyncote geweest en naar het museum van Passendale. De plaats waar de kerk van Zonnebeke stond, helemaal kapot geschoten, bestaat nog. De trap naar de dug out bestaat nog, hoewel de toegang nu is afgesloten. Ieper was het symbool van WO I. Er stond niks meer overeind. Er waren drie of vier slagen om Ieper, niet rond Ieper, maar om Ieper. Die mensen hebben daar echt afgezien. Nu zal dat uitdoven. De kleinkinderen hebben het hun grootouders horen vertellen, maar daarna is het niet meer uit de eerste hand.”
Flanders Field was dus de aanleiding?
“Neen, één artefact uit dat museum werd de aanleiding. Ik zag daar een witte band met police bourgeoise op. Met de stempel van de stad Brussel. Ik dacht: wat doet dat hier? Ik ben dat gaan onderzoeken, ik wist wel dat de police bourgeoise een soort burgerwacht was. Dat is altijd zo geweest, maar ik heb er de recherche van gemaakt. Vandaar dus mijn volgende stap: hoe moet het geweest zijn als flik in 1914? Ik belde mijn uitgever en vroeg of hij het zag zitten dat ik iets deed met een moord in WO I? De enige vraag die hij me stelde was: wanneer kunnen we verschijnen? Terwijl ik nog niks op papier had. Later werd dan ook de gerechtelijke politie bij het parket opgericht. De procureur kwam regelmatig bij de Brusselse politie inspecteurs opvorderen om gerechtelijke onderzoeken voor hem uit te voeren. De korpschef werd dat beu, de burgemeester werd dat beu. Burgemeester Buls, tevens volksvertegenwoordiger, stelde voor om de procureur zijn eigen politie te geven. Zo werd de gerechtelijke politie bij de parketten een feit. Dat is in april 1919 bij wet gestemd. De gerechtelijke politie is sinds de politiehervorming van 2001 opgegaan in de federale politie.”
Bij aanvang van het boek bedank je mensen van het archief van Veurne en van het museum Flanders Fields voor de hulp bij het opzoeken. Je hebt dus meer dan ooit research gedaan? Hoeveel, in tijd of omvang uitgedrukt?
“Ten opzichte van anders? Maal 10.000! Ik doe geen onderzoek voor mijn politiewerk. Ik ga wel eens iets vragen. Bijvoorbeeld voor die drugskoeriers heb ik even de drugssectie gevraagd hoe dat werkt. Na tien minuten wist ik het wel. Dat noem ik geen research. Voor Dodendans had ik niets. Het archief van Veurne heeft me toen goed geholpen. Ik verbleef in Koksijde, dus dat was niet ver.”
Vanwege de historische accuraatheid vermeng je regelmatig bombardementen op Veurne in het verhaal. Zowat elk bombardement wordt in jouw boek vermeld.
“Ja, ik werkte per datum in het boek. Je kunt dan moeilijk een dag overslaan. Ik kan mijn personages onmogelijke over de Grote Markt in Veurne laten lopen als er die dag bommen vielen. Ik weet uit ervaring, mensen zoeken dat op.”
Je geeft niet alleen het beroemde gedicht van John Mc Crae mee – In Flanders Fields –, je vertaalt het ook.
“Het gedicht van John is in ieder geval spectaculair, maar ik vond geen enkele vertaling die weergeeft wat ik wilde. Het gedicht wordt meestal poëtisch vertaald. Dat is goed. Maar ik wilde het ruwe uit het gedicht halen. De muzikaliteit vond ik niet belangrijk.”
Naast de intrige valt de verstandhouding op tussen Pynaert, De Cruyenaere en De Lavergnies. Het lijkt wel een maatschappelijke dosering van een intellectueel, een volksmens en iemand van adel.
“Dat is zo bedoeld. In die tijd werd 80% van de magistratuur bekleed door adel. Wij hebben nog lang adellijke procureurs des konings gehad (noemt enkele ronkende namen op). De politie, dat was gewoon volk. Men moest wel officieren hebben die konden lezen en schrijven. Waarom spreekt men trouwens van een proces-verbaal? Het woord zegt het zelf: de agent die iets vaststelde op straat, ging dat verbaal aan zijn officier navertellen. Die het dan opschreef.”
Dus de politie kon niet schrijven?
“Neen, vroeger niet. Komt door de Code Napoleon. Waarom is overigens de procedure van het assisenhof volledig mondeling? Daar wordt nooit een proces verbaal gebruikt. De akte van beschuldiging wordt voorgelezen. De voorzitter leest alles voor wat er is vastgesteld. De getuigen worden mondeling ondervraagd in de zaal. De dossiers worden gelezen. Waarom denk je? Omdat daar 12 mensen zitten, gekozen uit het volk, die in die tijd niet konden lezen en schrijven. Die procedure is nog altijd zo. In een correctionele procedure is alles schriftelijk. Daar leggen advocaten hun conclusies schriftelijk neer.”
Pynaert krijgt van Koning Albert in hoogst eigen persoon alle bevoegdheden omdat de vermoedelijke dader iemand uit het gevolg van de Koning kan zijn. Gauw blijkt de dader geen officier, maar een burger. Hiermee bleef je dicht bij de historische waarheid. Heb je nooit overwogen dit feit fictief te behandelen?
“Neen, want eenmaal op dat niveau, moest ik ofwel een historische naam incrimineren ofwel een fictieve officier bedenken, en ik zag geen van beide zitten. Mensen uit de entourage van de koning komen daar niet voor in aanmerking. Ik vond dat niet passen.”
Hoe kon Pynaert dan zijn privilegies behouden? In het begin van het boek aarzelt hij niet om hogere officieren af te snauwen.
“Ja, goed, maar de koning liet uitschijnen dat hij Pynaert apprecieerde. Als je voelt dat iemand een goede kracht is, laat je die niet meer gaan. De koning was ook impulsief, nam soms wel eens kwade beslissingen, maar was voor rede vatbaar. De vertrouwelijkheid in de dialogen kan raar klinken, maar iemand die het kan weten vertelde me dat ik er qua toon boenk op zat.”
(Hierna volgt een levendige discussie over hoe WO I het leven veranderde, hoe deze oorlog de laatste ouderwetse oorlog werd).
Wat is de reden van het nevenplot over de jonge deserteur Maurits Symoens?
“Omdat ik hiermee een groot misverstand uit de weg wilde ruimen. Ik dacht altijd, zoals velen fout geïnformeerd: desertie, dat betekent automatisch dood met de kogel. Neen, dat was niet zo. Bij de Engelsen en de Fransen wel. Onze koning wilde dat niet. Slechts in enkele extreme gevallen gaf hij het bevel tot fusilleren. Alle opgepakte deserteurs werden inderdaad veroordeeld door de krijgsraad, tot lichte gevangenisstraffen van 2 tot 3 maand. Dan werd de deserteur terug naar het front gestuurd. In het Belgische leger werden slechts 12 soldaten gefusilleerd, meestal wegens recidive desertie en verzet tegen hun overste.”
Het zinloze offensief van Generaal Haig dat uitmondt in de slag om Passendale wordt door jouw hoofdfiguren besproken met de wijsheid van de geschiedschrijver. Hoe kon je zeker zijn dat tijdsgenoten dit militaire initiatief toen veroordeelden?
“Omdat ik archiefstukken heb gevonden waarin de generaals niet echt overtuigd waren van het offensief. Mááár ze hadden geen beter plan. In het Frans zeggen ze : faute de grives on mange des merles” (wees blij met wat je hebt). Het had misschien kunnen lukken, indien het niet was begonnen te regenen.
In de eerste wereldoorlog bestonden twee soorten bankbriefjes, schrijf je. Leg dat eens uit.
“De bank van België gaf de bankbriefjes uit voor het ganse land. Toen de bank de Duitse inval verwachtte, transporteerden ze haar goudvoorraad naar Engeland. De Duitsers stonden voor lege kluizen. Daarop werd de nationale munt afgeschaft. Het drukken van geld werd toevertrouwd aan een andere bank, met een andere lay-out. Op een bepaald ogenblik had je dus in bezet België die nieuwe biljetten, in vrij België die van de bank van België. Na de oorlog werden beide soorten briefjes erkend, maar wel uit de markt gehaald.”
Was het een verademing een speurdersroman te schrijven waarin het nu eens niet gaat over vingerafdrukken, DNA en andere CSI-toestanden?
“Neen, dat was bloed, zweet en tranen. Absoluut. Die zaak was vandaag in tien minuten opgelost: vingerafdrukken en DNA, klaar. Nu was het klassiek speurwerk, met een reeks getuigenissen. Maar ik krijg zoveel positieve commentaar op Dodendans, dat ik verplicht ben een vervolg te schrijven. Dus zal er een Dodenmars komen. Het verhaal gaat verder. Pynaert is vertrokken op R&R: Rest & Relaxation. In Calais is een militaire basis van het Belgisch leger. Daar herneemt het verhaal. Cyriel weet intussen van wanten en vrijt de dochter van Pynaert op. Dikken ambras. Nu zou Albert zelf worden geviseerd. De hamvraag van het boek is : wie vermoordt de koning?“
GODFATHER VAN DE VLAAMSE MISDAAD
In jouw boeken staan opvallend veel dialogen. Verraadt dit de manier hoe jij een verhaal opbouwt of werk je met doelbewuste structuren?
“Neen, dat is mijn manier van werken. Bij de politie wordt er enorm veel gebabbeld. Ik weet nooit hoe een verhaal zal eindigen. Ik schrijf mijn scenario naargelang mijn hoofdstukken vorderen. Het enige dat ik moet hebben is een titel.”
Je bent Brusselaar van het jaar. Je werd in 2008 benoemd tot ere-ridder in de Sint-Michielsgilde. Voor welke verdienste?
“Omdat ik dialect in mijn boeken gebruik, wanneer die zich in Brussel afspelen.”
Je bent ook voorzitter van de VVMA (Vereniging voor Vlaamse misdaadauteurs). Wat zijn daar de doelstellingen van? Heeft de vereniging wat succes?
(zucht) “Ik kan alleen maar tevreden zijn wanneer alle Vlaamse thrillerschrijvers lid zouden zijn, dat is niet zo en dat zal nooit zo zijn. Dat is een utopie. Maar we hebben op dit moment 35 leden. Wij gaan uit van zowel een lange als een kortetermijnvisie. Het staat nog in zijn kinderschoenen, dat is zeker. Het komt er op neer Vlaamse thrillerauteurs bekendheid te geven met allerlei activiteiten. We zijn een belangenvereniging, zonder een syndicaat te willen zijn. Niet zo lang geleden hadden we een gesprek met Sven Gatz, Vlaams Minister voor Cultuur. We hadden een memorandum opgesteld met argumenten. Hij heeft lang en goed geluisterd. We hebben gehoor gekregen en zullen binnenkort de eerste beslissingen mogen bekend maken. Maar als ik meer vertel moet ik je arresteren.”
Foto's: Leo Goossenaarts