Lezen /
Vuurpijlen vangen
VUURPIJLEN VANGEN
1
Je hebt me de zegelring van je nazi-opa in de hand gestopt met
het verzoek hem in zee te gooien. Of ergens anders in het water.
Omdat jij het niet kon. Toen heb ik gezegd: Dat doe ik niet, het
is immers niet mijn rotfamilie, ik heb zelf lijken in de kast en die zit
helemaal vol, de jouwe passen daar niet ook nog bij.
Ik heb de ring bij mijn plastic spin en andere enge dingen in mijn
griezelkist gelegd en hem voor je bewaard. Daar ligt hij nog altijd.
Er is een tweede bij gekomen.
2
Hoewel we allebei een naam hebben, een heel normale zelfs, dus
geen superstomme als Babsi of Horst of zo, gebruiken we die onder
elkaar niet. Wij hebben koosdingetjes. Jij zegt Krassiwaja. Ik
Libero. Libero, omdat je in mijn gedachten vrij bent. Niet omdat
ik aan voetbal of een of andere verdediging denk, zoals jij altijd
beweert. In mijn gedachten ben je Italiaans ook al ben je een halve
Roemeen. Italiaans en vrij, als een partizaan in de bergen of zoiets.
Soms breken we op de bergkam een brood en kaas, zonder een
mes te gebruiken, en duiken weg voor de wolken. Achter ons een
explosie. Ze krijgen ons niet. Nog in geen duizend jaar.
Krassiwaja, omdat, geen idee waarom. Omdat ik met mijn hoofd
in het heelal loop en met mijn voeten nog maar net de grond raak.
Mijn blik altijd gewichtloos.
Ik wilde kosmonaute worden en heb verstand van parachutes, omdat
onderweg ooit mijn vleugels zijn afgebroken. Ik moet toen een
jaar of elf, twaalf zijn geweest.
3
Toen we tijdens een wandeltocht, doornat van de regen, midden in
een bos een grot vonden – het begon al donker te worden, we hadden
het koud en de volgende herberg was nog vijftien kilometer ver
weg – stelde ik voor om in die grot te overnachten. En jij zei: Nee,
omdat je bang was dat er een slapende beer in zou zitten, en ik wenste
dat je dapperder was, een krijger, een cowboy, een indiaan die mijn
eigen angst met pijlen aan flarden zou hebben geschoten. Dus moest
ik vooroplopen en met de beer vechten tot jij tussen stalagmieten en
stalactieten op de modderige bodem van de grot in slaap viel.
4
In de zomer bombarderen we elke vrijdag tussen vijf uur ’s middags
en half negen het park met jeu de boules-ballen.
5
Als we op onze herenfietsen langs Sugar komen, de mooiste hoer
van de tippelzone, stoppen we met piepende remmen en informeren
naar haar eksteroog. Dat heeft ze gekregen van haar rode
plateauschoenen en ze heeft er al weken vreselijk last van. Sugar is
heel mooi. Eigenlijk heet ze Satwan en is ze ooit een man geweest.
Tegenwoordig heeft ze een design-clitoris van een topchirurg uit
Bangkok en ze doet de beste blowjob in de stad. Beweert ze. We
geloven haar en hoeven geen bewijs.
6
Zigeunerjong, zei je zegelringloze opa en daarmee bedoelde hij jou.
We breiden de mooiste heldenguirlandes rond de foto van je vader,
over wie niemand praat. We fantaseren dat hij is gaan varen
nadat hij je moeder heeft verlaten. En zich niet, zoals zij beweert,
in het bos aan een boom heeft opgehangen. Een graf, een graf, wat
is nou een graf. Een naam op een steen, meer niet. We drinken op
zijn gezondheid en jouw wortels, en we smijten glazen tegen de
muren tot je medebewoner schreeuwt dat we hufters zijn. Vieze
hoer, zei je nazi-opa tegen zijn eigen dochter. Daarop haalde jij
doelgericht uit, mikte, sloeg raak, en de volgende dag verliet je
het dorp. Daarvoor heb ik later een ereoorkonde voor je in elkaar
geknutseld en een zweminsigne op je rode T-shirt genaaid.
7
Meteen de eerste dag had ik tegen je gezegd dat je niet verliefd op me
moest worden. En toen je dat toch deed, heb ik je een klap verkocht.
8
We hadden uitgerekend dat we met je Vespa in 21,3 dagen bij de
Zwarte Zee zouden zijn. Als we langzaam reden. We hebben 43
dagen nodig gehad en zijn buikslaper geworden. In Hongarije kregen
we onze ruzie en bijna was ik teruggegaan. Maar het was volle
maan en Donau, en jij kwam met de musici aanzetten: Mesečina,
Mesečina en toen kon ik niet meer en ben je om je hals…
9
Mixtape
Kant A (jouw kant)
Francoise Hardy / ‘Oh Oh Chéri’
Ernst Busch / ‘Heimlicher Aufmarsch’
Bregović / ‘Mesečina’ en ‘Edelezi’
Jacques Brel / ‘Ne me quitte pas’
Danzig / ‘Mother’
D.A.D. / ‘Sleeping my day away’
The The / ‘Love is stronger than Death’
Jouw springerige choreografie maakte me duizelig.
Kant B (mijn kant)
Nouvelle Vague / ‘This is not a Lovesong’
Kim Wilde / ‘Cambodia’
Dead Kennedys / ‘Holiday in Cambodia’
Lard / ‘They’re coming to take me away (haha)’
Fugazi / ‘Waiting Room’
Pixies / ‘Debaser’
The Notwist / ‘Moron’
Nouvelle Vague / ‘Too drunk to Fuck’
10
Wanneer gaan jullie eindelijk trouwen?
Vraagt de een.
Waarom zijn jullie eigenlijk geen stel?
Vraagt de ander.
11
We dronken samen een fles Jameson en scholden op de wereld.
Daarna ging jij achter het drumstel zitten, ik greep de microfoon
en zong met pruik en zonnebril op eerst voor jou, op jouw beat
en daarna in de videocamera, tot ik verstrikt raakte in de microfoonkabel
en met camera en al op de grond belandde, waar ik
de slappe lach kreeg. Toen ik de volgende ochtend de opnames
bekeek, merkte ik dat we gezoend hebben voor ik in slaap viel en
jij op stop drukte.
12
Telefoontje:
Tring. Tring. Tring. Tring. Tring.
Jij, heel kortaf:
‘Ja?’
Ik:
‘Ik ben het.’
‘Mmm.’
‘Lig je nog in bed?’
Vijf seconden later jij weer:
‘Shit. Hoe laat is het?’
‘Zeg niet dat je nog in bed ligt.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat het verdomme half vier in de middag is. Daarom.’
‘Fuck. Echt?’
‘Ja.’
‘Oh, shit.’
Aanstekergeluid.
‘Afspraak verslapen?’
‘Yep.’
‘Iets belangrijks?’
‘Yep.’
‘Wanneer ben je vannacht eigenlijk verdwenen?’
‘Weet niet, het was al ochtend.’
Je rookt, ik luister, daarna ik:
‘Kan ik je fiets lenen? De mijne is gejat.’
‘Kom maar langs.’
‘We hebben gisteren gezoend.’
‘Yep.’
‘Was het lekker? Ik kan het me namelijk niet herinneren.’
‘Je was top, baby.’
‘Zak.’
‘Tot zo.’
13
Mijn verjaardag valt altijd in de winter. Elk jaar. Dat vind ik niet
fijn. Omdat ik elke keer een groot feest wil met al mijn vrienden
in het park of aan een meer met een vuur en buiten slapen en dat
soort dingen. Vorig jaar zomer belde je bij me aan, je haalde me
over om mee te gaan zwemmen en pootte me op de Vespa. Vanaf
het parkeerterrein tot aan de oever had je mij over je schouder
hangen en ik zong een kinderliedje. Toen er aan het meer een
feesttafel bleek te staan met daaraan onze vrienden, en toen iedereen
happy birthday zei, wist ik dat je gek bent en rende ik weg. Wat
een geluk dat jij sneller bent dan ik.
14
We maken alleen ruzie aan onze ruziemachine, een oude Olympia,
en de regels zijn als volgt:
Steeds maar één tegelijk aan het toetsenbord.
Er mag alleen worden geschreven en niet gesproken.
Steeds maar één zin, daarna is de ander weer aan de beurt.
De ruzieteksten worden bewaard in ordners die zijn voorzien van
jaartallen.
15
‘Handen omhoog!’ riep ik toen ik een overval pleegde op het café
waar jij achter de bar stond. Mijn agentenwaterpistool strak op
jou gericht. Je keek naar je baas, die allang al zijn vingers omhoog
had gestoken, daarop begon je te grijnzen, je legde je handdoek
neer en langzaam, tergend langzaam stak je je handen omhoog.
‘Dit is een ontvoering!’ zei ik met een knipoog naar je baas, ik
ving je verwilderde blik op, haalde over, trof je voorhoofd en beval
je achter de bar vandaan te komen. Buiten blinddoekte ik je, ik
zette een walkman op je hoofd en draaide je voor het café een paar
keer om je as om te zorgen dat je je oriëntatie verloor. Zigzaggend
ontvoerde ik je naar het station en daarna met de trein naar zee,
waar we ’s avonds aankwamen.
16
Kerst met je moeder. Je opa lag toen al onder de grond en je moeder
was eenzaam, dus nodigden we haar uit om kerst samen met
ons te vieren. Kerstavond bij jou met gans en rodekool, een kerstboom
en knoedels en wijn en gezang. Eerste kerstdag bij mij op de
bank met restjes van de vorige dag, koekjes en The Godfather i-iii.
De volgende dag was voor jullie en ik heb me toen in mijn eentje
eenzaam gevoeld.
17
Half bevroren stonden we met jouw oude hengeluitrusting in de
hand op de brug over het stadsspoor. Allebei een hengel. De lucht
was allang weer afgekoeld van het grote geknal, en toen hebben
we vuurpijlen in lege flessen gestoken en het snoer van onze hengels
vastgemaakt aan het houten stokje van de pijlen. Commencing
countdown, engines on. Synchroon hielden we onze aansteker bij
onze lonten. Vlug de hengels gegrepen. Drie. Twee. Eén. In toom
gehouden door de hengelsnoeren suisden de sissende pijlen moeizaam
de lucht in en explodeerden boven ons hoofd. We hebben
vuurpijlen gevangen. Dat was afgelopen oud en nieuw.
18
De waarom-ik-niet-je-vriendin-kan-zijn top-tien:
1. Je hebt maar één boek
2. Het boek heeft als titel Excel for Dummies
3. Je drinkt altijd
4. Je ruikt naar mijn vader
5. Je hebt geen doelen
6. In al je sokken zitten gaten
7. Je doet nooit ergens de dop op
8. Je gaat niet stemmen
9. Je zoenen smaken naar as
10. Je zult me verlaten
19
Gisteren heeft je moeder gebeld. Uit het ziekenhuis. Met jouw
mobieltje. Ik dacht dat jij het was en nam op met Waar blijf je nou,
idioot? waarop je moeder begon te huilen.
Ze zei dat ze een brief voor me had en dat je met een leeggepompte
maag in het ziekenhuis lag, op de intensive care, en dat
je huisgenoot je had gevonden. Toen wist ik waarom je ’s morgens
niet op de afgesproken plek was verschenen en ben naar je
toe gegaan.
20
Duizend slangetjes in je lichaam. Monitoren. Gepiep. Gepomp.
Jij in coma. De dienstdoende arts vertelde me dat je je had vergiftigd
met pillen. Je had niet meer geademd, je hersens hadden een
aantal minuten geen zuurstof gekregen, waardoor je nu in coma
lag, kunstmatig werd beademd en kunstmatige voeding kreeg.
Onduidelijk was of je ooit weer normaal zou worden. Niet erg
waarschijnlijk. Hij gaf me de volgende instructies:
– Praat op een rustige, vertrouwde toon met hem.
– Vertel hem prettige dingen.
– Monter hem op.
– Raak zachtjes zijn huid aan.
– Praat over vertrouwde namen en situaties.
Volgens de arts moet dat ervoor zorgen dat je voor het leven kiest
en misschien terugkeert, anders dan vroeger, dat wel, maar het
zou heel goed kunnen dat je na een intensieve revalidatie nog een
paar mooie jaren kon hebben, zij het verstandelijk beperkt en in
een rolstoel.
Ik heb je hand en je arm gestreeld. Op de plekken waar ik bij
je huid kon, tussen de buisjes en het verband. Ik heb op rus-
tige toon herinneringen voor je opgehaald, voor je gezongen,
een sprookje voor je bedacht en je daarna ongeveer een uur lang
uitgescholden. De ongelezen brief heb ik mee naar huis genomen.
21
Je afscheidsbrief:
Krassiwaja,
het spijt me.
Libero
22
Laffe zak!
Ik heb er genoeg van.
23
Vandaag is het vrijdag.
Wie gaat vandaag samen met mij het park bombarderen?
En volgende week?
En daarna?
Ik ken intussen de naam van alle verpleegsters.
24
Ik weet nu wat het poppenkopfenomeen is. En waar de stam zit.
Je bent niet teruggekeerd. Je moeder wilde een graf in de buurt. Ik
heb gezegd: Zeebegrafenis, hij hoort in de zee! en haar was het toen
om het even. Je hart is getransplanteerd omdat je zo’n verklaring
had.
Voor mij een bijna ondraaglijke gedachte: dat er nu ergens iemand
rondloopt met een Libero-hart.
25
De zeebegrafenis was waardeloos. Samen zouden we ons slap gelachen
hebben over je kotsende moeder en de kwezelende priester
aan boord. Maar ik stond daar alleen en dacht: hoe banaal is dit
alles. Ik voelde me ellendig omdat ik vond dat er iets plechtigs
moest gebeuren. Plons deed de urn en mijn mond trok scheef.
Ik voel me geamputeerd. Kun je niet net zo zijn als Jezus en binnenkort
weer verrijzen? Op een vrijdag, ja, dat zou ik niet meer
dan fatsoenlijk vinden.
26
Tijd is kauwgum die geen smaak meer heeft.
27
Ik heb alles verkocht, ook het drumstel, sorry. Je Vespa loopt lekker,
die neem ik mee. Je handschoenen liggen nog altijd onder het
zadel. Morgen komt de verhuiswagen. Iedereen vraagt: Waarom
Flensburg? Ik haal mijn schouders op en zwijg.
28
Ze heet Simone Michalski. Het viel niet mee om daarachter te
komen.
Ik woon in dezelfde wijk. Ze doet geregeld boodschappen in een
biowinkel. Hou je vast: met ingang van de eerste van de volgende
maand ga ik daar werken, als verkoopster. Voor halve dagen.
29
Ik ga elke dag wandelen aan zee. Je kunt er Denemarken zien.
Soms ga ik er met de Vespa heen, koop zoute drop en eet een hotdog
met een knalroze worst erin. Jij zou gek zijn op rode polser. Op
je sterfdag heb ik ’s nachts een lichtje op het water gezet en tegen
de zee staan schreeuwen.
30
Ik kijk haar aan en zoek naar een spoor. Een sprankje. Het erge
is: jij zou Simone niet mogen, dat weet ik zeker. Sinds een paar
maanden zien we elkaar één keer per week. Ze speelt miserabel
jeu de boules. Schaken kan ze ook niet. Het nieuwste is dat ze aan
nordic walking doet, met stokken en dat soort dingen. Eigenlijk
een wonder dat ze geen afstotingsverschijnselen heeft gehad.
31
Ik zit aan de ruziemachine en breek alle regels.
(Bron: uitgeverij Podium)