Week van de Debutant Gastcolumn: Olga Ponjee
Mijn naam is Olga Ponjee, ik ben 35 jaar en ik woon samen met mijn man, mijn vrouw, twee zoontjes en twee katten in een klein stadje vlakbij Utrecht. Ik schreef mijn eerste boeken tijdens de lange zeereizen die ik met mijn ouders maakte en ben nooit opgehouden met schrijven. Officieel ben ik afgestudeerd als scenarioschrijver (en schreef ik mee aan de serie Feuten en de speelfilm De Ontsnapping), maar eigenlijk is mijn interesse voor verhalen heel breed: van games tot interactief toneel tot boeken. Eind vorig jaar verscheen mijn eerste boek: Het Verdronken Land, een young adult thriller over het klimaat.
De man die me uit het water viste
door Olga Ponjee
Mijn vader legde alles langs een ladder van succes.
Toen ik als kind op judo zat, was dat niet voor de lol of mijn conditie; ik was de nieuwe Anton Geesink. Met mijn bootje moest ik Margriet Matthijsse-tijden halen en op de saxofoon het bereik van Candy Dulfer. Hij was zelf muzikant, mijn vader, dus hij wist wat het betekende om de top niet te halen; een leven van ploeteren, tegenslagen en kruimelbedragen. Een leven dat hij me, zoals iedere weldenkende ouder, liever wilde besparen. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en na drie gefaalde academische studies meldde ik me aan op de Filmacademie. Ik wilde schrijver worden, films maken. ‘Ben je al beroemd?’ vroeg mijn moeder me iedere week, als ze me angstig opbelde.
Inmiddels ben ik 35. Ik ben niet beroemd. Mijn leven is dat van mijn vader geworden – ik ploeter, ik faal, ik kom rond van schrijven, maar net. Mijn vader leeft niet meer, hij werd ernstig ziek tijdens mijn eindexamens, waardoor ik zijn gelijk niet meer kan bevestigen. Het is moeilijk, een leven als kunstenaar. Het kost offers die zich zelden uitbetalen en slapeloze nachten die nooit meer overgaan. En zoals de meeste kunstenaars kenmerkt mijn loopbaan zich door aandoenlijk gestuntel boven zegevierende triomfen.
Het begon met mijn eerste zelfgeschreven musical, waarbij ik van een trapje viel en mijn jurk frontaal scheurde. Daarna volgde de uitreiking van een dichtwedstrijd die ik bijna miste; ik wist niet dat ik eerste was geworden, dus durfde ik mijn ouders niet te vertellen dat ik had meegedaan. Er was die keer dat ik een schrijfwedstrijd won van Spits en ’s ochtends glunderend de krant opensloeg – alleen om te ontdekken dat ze me ‘Olga Plonjee’ hadden genoemd. De liedjeswedstrijd, waarbij mijn naam werd vergeten, net als bij mijn eerste televisieserie, waar ik per ongeluk van de aftiteling viel. Er waren producenten die mijn werk kwijtraakten, optredens waar ik niet uit mijn woorden kwam, ijzige recensies van recensenten die liever in andere zalen dan de mijne hadden gezeten. En tenslotte, de première van mijn eerste speelfilm, waarvoor ik weken rode loper-moed had verzameld. Enkel om op het moment suprème – ik maak geen grapje – te worden ingehaald door Bassie en Adriaan. Het is het toppunt van mijn succes tot op de dag van vandaag: vereeuwigd als achtergrondvlek tussen clown en acrobaat op RTL Shownieuws.
Vorig jaar volgde mijn debuutroman – Het Verdronken Land - een jeugdboek waar ik elf jaar aan had gewerkt en dat zo vaak onderop de slushpile van uitgevers was beland dat ik er een prijs mee won: de award voor Beste Afgewezen Manuscript. Een kleine uitgever las het manuscript en even leek de timing perfect: het was een boek over de klimaatcrisis, voor jongeren, op het hoogtepunt van de klimaatstakingen in het onderwijs.
Maar het boek vond geen publiek, al waren er enorm lieve mensen die hun best deden. Het is het verhaal van heel veel kunstenaars – en de meeste schrijvers. Soms heb je geluk, maar de basislijn is pech. En dat staat vaak los van je talent of de kwaliteit van je werk.
Steeds vaker stel ik mezelf de vraag of dat erg is. Of mijn vader gelijk had: dat je succesvol moet zijn of het anders moet laten. Maar ik geloof dat niet. Volgens mij heeft ‘succes’ weinig te maken met geld, met beroemdheid, met glitter en glamour. ‘Het is niet succes dat de wonden heelt’, hoorde ik schrijver Anne Lamott laatst zeggen. ‘Het is het schrijven zelf dat heelt.’ Omdat je verhalen vertelt vanuit je hart, over de dingen die jou raken. En los van verkoopcijfers of recensies, van een uitgever of een bureaula, maakt dat creatieve proces je een beter, zachter en wijzer mens.
En is dat uiteindelijk niet de hoogste vorm van succes die we kunnen halen? Ik denk het wel. Het is in ieder geval een wijsheid die ik iedereen gun die worstelt, die ploetert, die faalt en soms van rechts wordt ingehaald door een clown en een acrobaat. Keer altijd terug naar jezelf - naar het plezier, de passie, de pijn waardoor je überhaupt bent gaan schrijven – en koester dat. Kunst is geen race, dus waarom zou je het langs die ladder meten?
Uiteindelijk herinner ik me ook van mijn vader niet zijn succes of zijn falen. Ik herinner me de man die me, nadat ik voor de honderdste keer was omgeslagen met mijn bootje, liefdevol uit het water viste.