Wordt vervolgd: Nathalie Revard | Marelle Boersma
Een stem vanaf de gang: ‘Opdracht uitgevoerd.’
Hij knikt langzaam. ‘Problemen?’
‘Niet noemenswaardig. Eén man down.’
‘Zorg dat het die dame aan niets ontbreekt.’ Hij grinnikt terwijl hij naar de kaarten op tafel kijkt.
De strepen licht zijn gevuld met stofdeeltjes die onschuldig rondzweven. In de korte momenten dat ze vanuit de auto naar buiten kon kijken, heeft ze gezien dat ze noordoost van haar woonplaats moet zitten. De tijd geeft haar de locatie: een plaats in Waterland. Dus niet meer dan twintig kilometer vanaf Amsterdam. Haar getuigenis is van levensbelang. Dus ze moet erheen.
Nathalie heeft alle mogelijkheden afgewogen en weet dat het dak de enige mogelijkheid is om te vluchten. De deur van de oude paardenstal is gebouwd om de kracht van paarden te weerstaan, dus heeft ze haar pogingen om die met een paar goedgemikte trappen open te breken al snel laten varen.
Ze zit vast. En de angst om Sara drijft haar voort. Die is nu alleen in die wereld vol wraakacties. Toch weet ze dat ze moet gaan getuigen. Die criminele groepering moet achter de tralies. Zeker na dat klote incident. De motorbendes draaiden hun hand er niet voor om belangrijke getuigen op klaarlichte dag te liquideren. En nu is zij de enige kroongetuige. Eerst wilde ze geen bescherming, maar uiteindelijk was ze toch gezwicht. Vooral voor Sara. Ze schat in dat ze nog een uur heeft tot het begint.
Met een grote stok als hefboom kiept ze een gietijzeren voerbak om. Daarna sjort ze net zolang aan het logge ding tot hij onder de plek in het dak zit die ze voor ogen heeft. Daar zit de zwakke plek. Iedere groepering heeft een zwakke plek, het was altijd haar taak om die te vinden.
‘Kom op, Lie. Aan de bak. Ze wachten op je.’ Nathalie stopt de gesp die ze onder het stro heeft gevonden in haar broekzak en klimt op de voerbak. Ja, ze kan erbij. Zoals ze al had ingeschat was het net hoog genoeg om op de onderste balk klimmen. Ze begint voortvarend met de pin van de gesp in het rottende hout te hakken.
Vandaag is de belangrijkste dag in de bunker. Vanwege het gevaar dat ze liep om geëlimineerd te worden, werd ze al weken bewaakt. Als ze haar getuigenis afgelegd heeft, zullen ze de bewaking wel gaan verminderen. Dus ze moet erbij zijn! Vanmorgen had ze het bericht ontvangen over de kamer aan de zijkant van het gebouw. Kamer G3. Daar moet ze zich melden en wachten tot ze naar binnen mag. Om drie uur precies. Het tijdstip dat maar een paar mensen kenden.
Ze is vaker in de bunker geweest. Ergens achterin de zaal had ze de rechtszaak gevolgd tegen de grote maffiabaas Charles Latevsky, haar vader. Nadat ze erachter kwam dat hij te maken moest hebben met de moord op haar ex, had ze hem uit haar leven gebannen. Het was nooit bewezen, maar gelukkig was er voldoende om hem vast te zetten. Langdurig. De familienaam wilde ze nooit meer dragen.
Er parelen zweetdruppels op haar voorhoofd terwijl ze met steeds fellere bewegingen het hout bewerkt. Ze moet hier weg. Die klootzakken moeten opgeborgen worden. Dat is haar taak. En haar getuigenis is daarbij cruciaal. Ze duwt elke gedachte aan Sara weg. Op dit moment kan ze niets doen.
Met gerichte vuiststoten bewerkt ze de planken. Het stof brandt in haar ogen. Toch gaat ze door. Ineens schiet ze erdoor. Ze houdt haar adem in. Heeft iemand het gehoord? Of zijn ze weggegaan?
Het blijft stil.
Lees verder op de volgende pagina: