Wordt vervolgd: Nathalie Revard | Peter de Zwaan
‘Ik mag er niets over zeggen,’ zei Nathalie. ‘Gisteren niet, vandaag niet en morgen ook niet, wanneer hou je er over op?’
‘Zogauw jij niet langer als het donker is op dat trapje gaat staan en door je verrekijker naar die appartementen loert, mam. Denk je dat ik niet doorheb dat jij probeert uit te vinden wanneer VanderBrugghe naar buiten gaat, of naar binnen? Weet je hoe hij in het echt heet?’
‘Ik heb alleen een foto gezien, geen dossier. Als ik hem per ongeluk tegenkom dan zeg ik niks of hooguit: “Dag meneer VanderBrugghe”. Daar moet het bij blijven. De anderen van de recherche weten nergens van, en jij ook niet.’
‘Hij heet Beskow, het is dat je het weet en waarom ik de appjes krijg tegenwoordig en jij niet dat weet ik ook niet. Denk je dat ik het leuk vind?’
Nathalie liet de verrekijker zakken. ‘Waarschijnlijk omdat ik mijn oude telefoon heb ingeleverd en hij,’ ze wapperde met een hand, ‘wie hij ook mag zijn, het nummer van mijn nieuwe nog niet heeft?’
‘Kan ik hem zo vertellen.’
Nathalie schudde haar hoofd. ‘Dat kun je niet. Probeer maar als je me niet gelooft. Hij heeft 100 telefoons of zoiets. Volgens mij gooit hij het mobieltje weg als hij een bericht heeft gestuurd.’
‘Hoe weet je dan dat het een hij is?’
Omdat ik weet, denk, vermoed hoe het zit, maar ik niets kan bewijzen en als ik het kon, zou hij me uitlachen. ‘Omdat je bij zoiets aan een hij denkt, daarom, en als ik wist wie het was dan zou ik het heus wel zeggen. Beskow, zonder voornaam?’
‘Er stond: BeBeskow. Ik dacht meteen aan schapen’
Ik niet, dacht Nathalie, wat is-ie toch subtiel.
‘Waarom staan er elf caravanbezitters op de lijst die geen enkele schade hebben?’ vroeg Revard. ‘Er zijn meer dan vijftig claims over gestolen goederen, achttien caravans zijn verdwenen.’
‘Zonder dat er enig spoor is van braak,’ zei Brauwer. ‘Als we de beheerder te pakken hebben dan hebben we de zaak opgelost en op den duur vinden we hem. Vannacht was er een overval.’ Hij bewoog een hand of hij wikte en woog. ‘Overvalletje. We hebben een goede beschrijving. Ik denk dat ik het stuk ongeluk ken. Ga ik hem halen?’
‘Doen,’ zei Revard. ‘Fred, jij hebt uitvoerig in de loods gekeken. Stonden de caravans zonder schade op plekken waar ze niet bereikt konden worden? Te dicht bij elkaar, bijvoorbeeld?’
‘Ze stonden verspreid. Snappen doe ik het niet, maar ik heb me afgevraagd of de eigenaars kennissen waren van de beheerder.’ Boom hield een lijst omhoog. ‘Hier heb ik alle namen. Die zonder schade hebben een groene streep, gestolen spul blauw, verdwenen caravans rood.’
‘Zijn er namen bij die je kent?’
‘Willy en ik kennen de meeste eigenaars die uit deze buurt komen. We wonen hier al een poosje.’
Het klonk als een steek onder water en Revard vroeg zich af hoe lang je ergens moest wonen om er bij te horen. ‘Staan er namen op van mensen met wie we te maken hebben gehad?’ We, dacht ze, we, sinds vanmorgen zeggen ze jij, maar daar moest ik wel vier keer om vragen.
‘Een paar. Ze kunnen hebben samengewerkt met de beheerder, maar als we dat soort verbanden gaan leggen ... Eén is familie van me, maar mooi dat hij dronken in een auto zat. Die kennen we dus daarvan. Een vechtpartijtje hier, wat clandestien vuurwerk daar, notoire te hard rijders, een winkeldiefstalletje. En drugs natuurlijk. Als we iedere snuiver naar het bureau halen, zitten we vol.’
Revard liet haar stoel achteruit rollen en keek naar de drukte op de ochtendmarkt. Vol mensen die ooit, ergens, een paar druppels naast de pot hebben gepiest, precies wat Fred bedoelde. ‘Is er iemand bij op wie niets, maar dan ook helemaal niets is aan te merken?’
‘Ik heb er nog maar drie ontdekt. Van degenen die we kennen, eigen inwoners, zal ik maar zeggen. Een deel komt van buiten en daar verzamelen we nog gegevens van, want zoals u, je, weet, is de administratie verdwenen.’
‘Noem ze es, de drie.’
‘Van Haalen, Bos en Stotteraar.’
Revard veerde op. ‘Stotteraar? Ik wil een naam.’
‘Heb ik ergens,’ zei Boom. ‘Iedereen noemt hem zo en na verloop van tijd weet je niet beter. Hij woont hier pas, vier of vijf jaar of zo. Geen naam die je hier vaker tegenkomt als ik het me goed herinner. Is er wat? Je kijkt of je blij bent dat je niet bent omgevallen.’
Lees verder op de volgende pagina: