Zo zondag #13: Henk van Straten
Gastcolumn door Henk van Straten
Olympische sprintwedstrijd
Laat me je vertellen hoe het is als je nieuwe boek uitkomt. Of beter: hoe het is vlak vóór je nieuwe boek uitkomt.
Het alsof je in de startblokken van een Olympische sprintwedstrijd staat. Je hebt hier jaren voor getraind, het kostte je bloed, zweet en tranen. Alles hangt hier vanaf. De tribune is afgeladen vol. Links en rechts van je staan je concurrenten, ook klaar om te gaan. Het is nu of nooit. De tijd zelve is gecentreerd, als licht onder een loep.
Dan de dag van publicatie. De scheidsrechter - of hoe noem je zo iemand? - mikt zijn pistool op de lucht en schiet. Pang! Nu!
Op dat moment is het stadion ineens verdwenen. De andere sprinters: verdwenen. De scheidsrechter: verdwenen. De startblokken: verdwenen. Wat er wel is? Stilte. Je zwijgende huiskamer. Het meubilair dat je aankijkt alsof het niet snapt waarom je zo verschrikt om je heen staat te kijken.
Toch is het begonnen, dat weet je zeker. Je boek ligt in de winkels. Alles is in werking gezet. Als het goed is zijn er optredens geboekt. Als het goed is zijn er recensies in de maak en staan er interviews op de planning. Maar nu is er niks. Een vreemd soort niks, als een vacuüm waarin ook jijzelf niet lijkt te bestaan. Je moet geluid maken om jezelf ervan te verzekeren dat het niet zo is. Meezingen met een liedje, borden tegen elkaar aan laten stoten tijdens het afwassen, misschien aanbellen bij de buren om te zien of ze inderdaad reageren alsof ze iemand op de stoep zien staan.
Je bent aan het sprinten. Heus, echt. Je hebt alleen geen idee hoe hard. Je weet niet hoe goed je het doet. Als hoeveelste je gaat eindigen? Je hebt geen flauw benul. Misschien win je goud, misschien brons, misschien eindig je als laatste, misschien breek je al na een paar meter je been.
Wat moet je met jezelf aan? Er is niets wat je kunt doen. Je hebt geen controle. De klok tikt. Iedere seconde trekt de finish naar zich toe; daar hoef jij zelf niets voor te doen. En hoe je dan, als die finish er eenmaal is, de boeken ingaat, en of er iemand zal weten dat je hebt gesprint, of hoe je heet, of wie je bent, of hoe hard je hebt getraind, of hoezeer het je allemaal aan het hart gaat; daar heb je geen idee van, dat moet je maar afwachten.
Misschien moet je gaan rennen. Echt rennen. Buiten, in de frisse lucht. Dat helpt, zeggen ze.
Henk van Straten (1980) schrijft romans en journalistiek. Hij werkt(e) voor onder andere Volkskrant Magazine, De Correspondent, Vrij Nederland, Esquire, LINDA., Elle, Happinez, Harper’s Bazaar en JAN. Tot driemaal toe werd hij genomineerd voor de BNG Literatuurprijs en hij stond op de longlist van de Libris Literatuurprijs. Bidden en vallen, zijn vijfde roman, werd door Het Parool ‘overdonderend’ genoemd. In zijn nieuwste boek, Wij zeggen hier niet halfbroer, toont Van Straten ons de hartverscheurende, grappige herinneringen aan het leven van een jongen die worstelde met identiteit, liefde en mannelijkheid.
Eerdere afleveringen: Eva Kelder, Marijn Sikken, Steven de Jong, Auke Hulst