Zo Zondag #38: Marnix Peeters
In elke vrouw schuilt haar moeder
Er zijn duizend manieren om aan een boek te beginnen, maar ik gebruik altijd dezelfde. Ik neem een stukje papier, ik schrijf er de titel op, ik hang het op een goed zichtbare plaats in huis, en ik wacht af.
Twee jaar geleden schreef ik In elke vrouw schuilt haar moeder op zo’n stukje papier, en zette het in de vitrinekast in de Wintergarten (wij wonen in Duitstalig België).
Op een zondag kwam mijn schoonmoeder op bezoek. Zij snuffelt graag rond. Zij zag het stukje papier in de vitrinekast en begon prompt te glunderen. Zij is een echte moeder — zij houdt van de gedachte dat zij in haar dochter schuil zou gaan.
Tien seconden later besefte zij dat haar schoonzoon een gek is die nog nooit een normaal boek heeft geschreven — en al zeker geen boek dat een ode aan het moederdier zou zijn. Haar blik bevroor. Haar aangezicht werd grijs, haar lippen werden twee dunne lijntjes.
Ik maakte Luikse ballen met pijnboompitten in een saus van perensiroop, met frietjes erbij en zelfgemaakte mayonaise. Daarbij dronken wij een fles Lalande de Pomerol — dat klinkt duurder dan het is, maar het blijft een voortreffelijke wijn. Aan het eind van de avond was mijn schoonmoeder weer helemaal haar oude zelf. Hun liefde gaat door de maag.
Maar vorige week was er dan de feestelijke presentatie van de roman. Haar nervositeit was voelbaar. Zij lachte, maar zij lachte in bange afwachting. Zij had een paar interviews met me gelezen die haar vermoedens bevestigden. Zij dronk snel van haar Cornet — dat is een Belgisch bier van een — voor schoonmoeders — iets te hoge gisting.
Ik las een stukje uit het boek voor. Dat ging zo:
"In elke vrouw schuilt haar moeder. Zij rijpt er, als een puist. Zij kan jarenlang verborgen blijven, of enkel zichtbaar worden voor de waakzame en aandachtige kijker. Een glooiing, wat roodheid, een jeuk. Maar ooit zal zij er staan. Volrijp, glimmend, getooid met een kanjer van een witgele kop, op knappen staand — God, men zou zweren dat men de vuiligheid en de bacteriën kan zien broeien en krioelen onder het doorzichtige vliesje dat de etter van de buitenlucht scheidt, en dat weldra, tot afgrijzen van velen, vooral van wie het dichtstbij staat, vaak de man, scheuren zal."
Daarna zong een prachtige zwarte zangeres een paar liedjes en was ik enkele uren zoet met het signeren van vele boeken, en aan het eind van de avond kwam mijn schoonmoeder naar me toe. Zij glansde van de Cornet en zij glimlachte haar mooiste glimlach.
Dat was nu toch allemaal zo erg niet, zei ze geruststellend, in mijn hand knijpend.
Marnix Peeters (1965) begon als muzieksamensteller bij Studio Brussel, maar ontdekte al snel dat hij vooral een mens van letters is. Hij vestigde zijn naam als rockjournalist bij Humo. Nadien was hij jarenlang de topinterviewer van Het Laatste Nieuws en De Morgen. Vanaf een berg in de Oostkantons, de ideale voedingsbodem voor zijn zwartkomische verbeelding, stuurde hij in 2012 zijn debuutroman de wereld in: De dag dat we Andy zijn arm afzaagden. Sindsdien verscheen er jaarlijks een nieuwe roman van zijn hand.
(c) Auteursfoto: Thomas Sweertvaegher
Eerdere afleveringen
Steven de Jong | Auke Hulst | Henk van Straten | Frieda Mulisch | Robbert Welagen | Jeroen Windmeijer | Roderick Leeuwenhart | Tomer Pawlicki| Milou Klein Lankhorst | Carlo Groot | Murat Isik | Renee Kelder | Martyn van Beek | Gerrit Janssens | Hannah Jansen Morrison | Anke Laterveer | Guido Eekhaut | Sander Verheijen |Bronja Hoffschlag | Fien De Meulder | Martijn Neggers | Claudia Schoemacher | Nathan Vos | Susan Juby | Stan de Jong & Koen Voskuil | Christine Otten | Stine Jensen