Zo Zondag #43: Ivan Wolffers
Zodra ik kon lezen wist ik dat ik zelf schrijver wilde worden zodat ik de verhalen die bij me opkwamen aan anderen kon vertellen. Wat ik nog niet begreep was dat onder die wens te schrijven een andere veel belangrijkere behoefte verborgen was. Door mijn verhaal te vertellen probeerde ik de wereld rondom me opnieuw te ordenen, een beetje meer zoals ik hem leuk vond. Daarmee maakte ik andere versies van de eeuwige geschiedenis van liefde, jaloezie, bedrog, wraak en wrok tot alternatieven. Je kunt ze serieus nemen, maar geloof liever mijn verhaal. Omdat ik niet zo’n vechter was, kende ik geen andere methode om de wereld naar mijn hand te zetten. Schrijven was voor mij dan ook noodzakelijk. In dagagenda’s boekstaafde ik mijn eigen verslag van de werkelijkheid. In schriftjes schreef ik af en toe een verhaaltje van fluisterwoorden waardoor de wonden bevrijd werden van hun pijn. Ik was schrijver omdat ik moest maar ik had nog nooit iets gepubliceerd, en dacht ook dat je geen geld kon verdienen en werd arts.
Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en ik schreef in 1976 de hoofdredacteur van de Volkskrant in een brief dat ik graag over geneesmiddelen wilde schrijven en voegde er twee voorbeelden bij. Een week later had ik een dagelijkse column. Als het geen literatuur mocht zijn, dan in ieder geval het werk van een medische publicist. Veertig jaar geleden werd mijn eerste bundeling van columns in boekvorm gepubliceerd en vanaf die dag was mijn manier van overleven ook echt mijn werk geworden. Spoedig daarna stopte ik met het huisartsenwerk en koos voor een echt schrijversleven, soms verdien je niets, dan weer veel en meestal weet je niet hoeveel geld je op de bank hebt staan, zolang je maar kan schrijven.
Mijn non-fictiewerk bleef altijd de brave kostwinnaar die ‘s avonds vermoeid thuiskomt en nergens meer zin in heeft, maar mijn fictie was de geheime liefde waarmee ik als het donker werd nog plezier beleefde aan het vlechten van zinnen. Het waren twee gescheiden werelden en ik hield ze strikt apart. Nooit heb ik een arts als hoofdpersoon gekozen voor een van mijn romans. En in mijn non-fictiewerk heb ik nooit iets verzonnen.
Broer van god, mijn zoveelste boek (ik heb het niet goed bijgehouden), ook mijn tiende roman, verscheen onlangs, en vijftien jaar nadat mijn negende roman verscheen, heb ik nu toch een boek over artsen in handen. Lange tijd gebruikte ik er de werktitel ‘Doktersroman’ voor. Een knipoog naar mezelf.
Het begon als een idee over het onvermogen van de mens om werkelijk goed te doen, oorlogen te voorkomen, vluchtelingen te redden, honger te bestrijden en eindigde in een mij door de karakters die ik had bedacht gedicteerd drama over twee geliefden, beiden arts, Marga en Berend. Terwijl ik schreef ontdekte ik dat het steeds meer een verhaal was over mannen en vrouwen, de liefde, de macht en uiteindelijk de teloorgang van de mens. Hoog klimmen we, maar uiteindelijk wacht aan het eind dementie, kanker, eenzaamheid en de dood op ons.
Marga de Panasse die voorbestemd leek vrouwenarts te worden, slaagt daar niet in omdat het in haar studietijd en daarna nog niet zo gebruikelijk was voor vrouwen, zeker niet als ze al kinderen hadden. Badinerend werd gezegd dat het beroep van vrouwenarts en het gezinsleven niet met elkaar verenigbaar zijn. Daarin klinkt de moraal door die vindt dat vrouwen wel het een mogen maar niet het andere. Uiteindelijk pleit Marga bij een invloedrijke vriend ervoor dat haar echtgenoot Berend van Doornenbos een opleidingsplaats krijgt en hij wordt uiteindelijk een wereldberoemd vrouwenarts, terwijl zij seksuele voorlichting geeft.
Dat was het raamwerk voor mijn roman, dat ergens onder andere documenten verborgen op mijn schrijftafel lag, maar door niemand mocht worden gezien.
Toen het af was en het nog een paar keer doorlas voor het gepubliceerd kon worden, besefte ik dat het echt een boek over artsen is geworden, maar niet over hun bevallingen, recepten en operaties, maar over hun onzekerheid, hun overmoed, hun angst fouten te maken en te erkennen, en vooral in te zien dat ze mens niet zo groot is als hij zelf wil geloven.
Ivan Wolffers (1948) is arts en schrijver, promoveerde in de medische antropologie en is emeritus hoogleraar Gezondheid en Cultuur. Zijn eerste boek (een bundeling columns uit de Volkskrant, veertig jaar geleden) bezorgde hem een langdurige bestsellerstatus. Broer van God is zijn tiende roman.
(c) Auteursfoto: Marion Bloem
Eerdere afleveringen
Steven de Jong | Auke Hulst | Henk van Straten | Frieda Mulisch | Robbert Welagen | Jeroen Windmeijer | Roderick Leeuwenhart | Tomer Pawlicki| Milou Klein Lankhorst | Carlo Groot | Murat Isik | Renee Kelder | Martyn van Beek | Gerrit Janssens | Hannah Jansen Morrison | Anke Laterveer | Guido Eekhaut | Sander Verheijen |Bronja Hoffschlag | Fien De Meulder | Martijn Neggers | Claudia Schoemacher | Nathan Vos | Susan Juby | Stan de Jong & Koen Voskuil | Christine Otten | Stine Jensen | Marnix Peeters | Sylvia Van Driessche | Alma Mathijsen | Carien Westerveld | Michiel Stroink