P.C. Hooft
Pieter Corneliszoon Hooft vormt samen met Vondel en Bredero de Grote Drie van de Nederlandse literatuur in de 17e eeuw. De reis naar Frankrijk en Italië, die hij op 17-jarige leeftijd maakte, zou van grote invloed zijn op zijn leven. In plaats van koopman worden zoals zijn vader, besloot Hooft zich te wijden aan de kunst. Rond 1600 schreef hij zijn eerste toneelstuk Achilles en Polyxena dat werd opgevoerd bij de Amsterdamse rederijkerskamer De Eglentier waar hij net als zijn vader lid van was. Na een studie rechten werd hij drost van Muiden en woonde hij zomers in het Muiderslot. ’s Winters verbleef hij in Amsterdam. In het Muiderslot werden geregeld kunstenaars, geleerden en schrijvers, zoals Huygens, Vondel, Bredero, Visscher en zijn dochters en Cats, uitgenodigd – in de 19e eeuw zou dit de Muiderkring genoemd worden. Tot de bekendste werken van Hooft behoren zijn toneelstukken Warenar, Baeto, Geeraerdt van Velzen. Daarnaast schreef hij vele liefdesgedichten. In 1628 begon hij met het schrijven van de Nederlandsche historiën over de 80-jarige oorlog, toen nog Vaderlandse oorlog genaamd. Het is hem niet gelukt deze te voltooien.