Blogpost:
6858vogel
Berlijn en het bombardement van Rotterdam
In mijn jongste Berlijnse thriller “Geest en beest” hield de vraag me bezig of de Tweede Wereldoorlog vandaag de dag nog bij mensen doorwerkt. Of omgekeerd gezegd: kunnen dingen die nu gebeuren, in de 21e eeuw, hun wortels in de Tweede Wereldoorlog hebben? In een eerdere blog vertelde ik al dat ik het ware geval had gekozen van een Duitse SS-officier, die in de oorlog in Leiden werkte en daarna onder een andere naam verderleefde als progressieve germanist. Hij had drie kinderen, die in mijn boek Sigrid, Leo en Emil heten en als ouderen in Berlijn wonen. Ik wilde onderzoeken hoe het voor hen als zogeheten tweede generatie is om een 'foute' vader te hebben en geconfronteerd te worden met roofgoed dat hij uit Leiden had gestolen.
Naarmate ik me tijdens mijn research verder in families van daders verdiepte, kwamen Sigrid, Leo en Emil steeds meer tot leven. Ze vertelden me hoe die kwestie hen had getekend. Deels wat betreft hun onderlinge rivaliteit en wrok, deels wat betreft hun pogingen iets goed te maken van wat hun vader had gedaan.
Maar ook de mensen uit de oorlogstijd kwamen tot mijn verrassing steeds dichterbij. Niet alleen de SS-officier, maar eveneens de Nederlanders van concentratiekamp Buchenwald. Want de SS-officier had medische instrumenten uit Leiden laten weghalen voor experimenten op Buchenwald-gevangenen. Ik las hun memoires, waarin ze woorden probeerden te vinden voor de verschrikkingen van het kamp. Hun ervaringen kregen een plek in mijn boek. Mede doordat de directeur van Gedenkplaats Buchenwald gestalte aannam en over herdenken en je herinneren wilde vertellen.
De plot en handeling van mijn Berlijn-thrillers stippel ik altijd van tevoren uit. Maar zoals je ziet, houden mijn figuren zich er vervolgens niet aan. Dat bleek ook bij mijn particulier onderzoekers, Sofie Bank en Frits Arends, die het roofgoed bij Sigrid, Leo en Emil moeten opsporen. Op een zeker moment vraagt een man naar Frits’ band met de oorlog. Frits zegt: die heb ik niet, het was ver voor mijn tijd. Maar die ander vraagt door, omdat bijna alle families bepaalde oorlogsbelevingen hebben gehad. Dan schiet Frits te binnen dat zijn oma in 1940 bij het bombardement van Rotterdam is omgekomen. Zijn moeder was als klein meisje met haar vader door de puinhopen gelopen om haar te zoeken. Ze vonden haar dood. Frits' moeder is opgegroeid zonder haar moeder.
Dat had ik nooit geweten van Frits. Het lijkt echter op de geschiedenis van mijn eigen familie. Mijn vader was ongeveer één toen zijn vader stierf, en toen hij acht was maakte hij het bombardement van Rotterdam mee. Erna kwam zijn broertje Bart niet thuis. Zijn moeder nam hem mee om naar zijn broer te zoeken. Ze liepen scholen en andere openbare ruimtes af, waar de doden in rijen lagen. Bij elk van hen lichtten ze de doek op van het gezicht. Nee, hij is het niet. Nee, die ook niet. Na drie dagen vonden ze Bart - dood.
Frits ontdekt dat zijn voorgeschiedenis veel impact op hem heeft. Hij was het oudste kind en onbewust heeft hij geprobeerd het verdriet van zijn moeder op te lossen. Dat heeft hem gevormd, want hij is erg luchthartig en vrolijk, wel eens té. Die houding heeft ook weer impact op zijn omgang met zijn vriendin Sofie.
Al die facetten werkte ik uit, elk stukje kreeg zijn plaats. Ik had wel geweten dat de thematiek me zou aangrijpen, maar niet hoezeer. Je kunt niet waarachtig over iets schrijven als je je er niet in onderdompelt. En ja, dat deed verdomde pijn.
Pas toen het hele boek klaar was en ik het naar uitgever had gestuurd, drong er iets tot me door. Je ziet het natuurlijk al aankomen. Ik realiseerde me namelijk dat de oorlog bij mijzelf net zo goed heeft doorgewerkt. Ik heb altijd aan mijn vader gevoeld dat de dood een heel nabije realiteit voor hem was. Bovendien had hij een enorm verantwoordelijkheidsgevoel; hij wilde voor zijn gezin zorgen en sterk zijn. Zijn eerste hartinfarct kreeg hij tijdens een vakantie. Niemand van ons wist dat, want hij verbeet de pijn. Het werd pas ontdekt toen hij verdere hartproblemen kreeg. Op zijn vijfenvijftigste is mijn vader gestorven.
Ik ben zijn oudste kind. Ook ik heb een groot verantwoordelijkheidsgevoel en ik ben erg serieus. Ook ik heb altijd gevoeld dat de dood heel dichtbij is en zomaar kan toeslaan. Maar het zijn niet mijn eigen gevoelens – ze zijn van mijn vader. Die last moet ik dus aan hem teruggeven. Ik had mezelf nooit in het licht van de tweede generatie gezien, maar nu wel, en dat veranderde alles.
Uiteindelijk zijn die familie-ervaringen misschien wel de onbewuste wortels waaruit “Geest en beest” is ontstaan. Het betekende ook dat er nog iets aan mijn thriller ontbrak. Toen de redacteur van de uitgeverij me het gecorrigeerde manuscript toestuurde, heb ik voorin de volgende opdracht toegevoegd:
'Voor pa
wiens broertje Bart stierf op 14 mei 1940
bij het bombardement van Rotterdam.'