Blogpost:
Brad Winning
Bescheidenheid siert...
Mijn ode aan Robert E. Howards Conan de barbaar is genomineerd voor de Hebban Fantasy Award 2014. Lezers kunnen het boek ‘Godendoder’ tot beste fantasyboek van 2014 bombarderen en de schrijver dezes, ik-zei-de-gek, eeuwige roem bezorgen. Hoewel… lezers? Eeuwige roem? Want wat betekent het voor mij om de Hebban Fantasy Award 2014 te winnen?
Ooit won ik, nog onder mijn eigen naam Alex de Jong, als eerste Nederlander de Elf Fantasy Award. Na internationale bestselling authors Terry Goodkind en Robin Hobb, schoof ik aan het illustere rijtje bij. Kijk, dan ben je iemand! Toch?
Ben je dan minder als je de Hebban Fantasy Award wint? Natuurlijk niet. Sterker nog: als ik hem zou winnen (en ik zeg uitdrukkelijk ‘als’), dan ben ik de eerste winnaar van een nieuwe Award-traditie. Dat is altijd leuker dan in 2015 de tweede, of in 2016 de derde winnaar te zijn (bovendien moet ik in die jaren nog wel even een boek produceren, wil ik sowieso kans maken, maar dat terzijde).
Waarom proef je als lezer dan toch enige aarzeling? Waarom spring ik niet doldwaas op en neer, schreeuw ik het niet van de daken dat ik genomineerd ben voor deze ongetwijfeld prestigieuze award? Wat mankeert mij? Ben ik zo’n pessimist dat ik bij voorbaat de handdoek in de ring gooi?
Nee!
Is het dan omdat ik in 2003 de Elf Fantasy Award al wist te behalen? Maakt dat een schrijver (in ieder geval deze) zo arrogant dat de rest er niet meer toe doet? Voordat je ‘ja’ roept, brul ik opnieuw: ‘NEE’.
Is het dan omdat ik aansluitend in 2006 de Unleash Award voor het beste korte fantasyverhaal won? Twee awards op mijn naam; is dat voldoende om de eeuwige roem veilig te stellen? Ja, en nee. Ja, want ik sta onuitwisbaar in de wedstrijdgeschiedenis van de Elf Fantasy en de Unleash Award. Is dat dan voldoende voor mij als schrijver? Voor de derde keer: Nee, natuurlijk niet!
Niet voor niets deed ik in 2012 mee aan de Luitingh Manuscriptenwedstrijd. Ik wilde, dit keer onder mijn schrijversnaam Brad Winning, laten zien dat ik er was, dat ik meetelde, dat ik een wedstrijd kon winnen. Helaas. Ik haalde het niet eens tot de top 5, laat staan dat ik de winst - publicatie van het boek, én eeuwige roem als eerste winnaar - in de wacht sleepte. Jammer, maar zo gaat dat nu eenmaal met wedstrijden. Een ‘vakjury’ besliste. Dus verlies deed pijn. Nu mag het publiek haar oordeel vellen. Fantastisch, toch?
Waarom proef je dan toch nog zoveel aarzeling bij mijn nominatie voor de Hebban Fantasy Awards? Dat laat zich makkelijk verklaren. Genomineerd worden is niet moeilijk. Je moet gewoon, binnen een bepaald tijdvak, een boek in het genre hebben gepubliceerd. Dat heb ik. Bingo, dus. Nominatie binnen. Ben ik daar dan niet blij mee? Oh, zeker. Bijna net zo blij als met het voltooien van het manuscript zelf. Bijna net zo blij als toen het manuscript een boek werd. Bijna net zo blij als toen goede vriend en collega Adrian Stone het eerste exemplaar van dit aan hem opgedragen boek in ontvangst nam. Bijna net zo blij als met de reacties op mijn barbarenverhalen die je in ‘Godendoder’ kunt lezen. Bijna net zo blij als de lovende recensies die langzaam binnendruppelen.
En toch… nog steeds voel je mijn aarzeling…
Klopt. Ik ben met ‘Godendoder’ genomineerd en moet met 74 collega’s strijden om de gunst van ‘de lezer’. Het is namelijk een publieksprijs. Dat betekent: degene die het beste zijn sociale netwerk, vrienden, familie, kennissen en desnoods betaalde (?) stemmers weet te mobiliseren, de wedstrijd wint. De stemmers zijn namelijk niet per definitie mensen die het desbetreffende boek ook daadwerkelijk hebben gelezen, wel mensen die dat boek (en dan vooral die sympathieke auteur) graag zien winnen. Is dat erg? Natuurlijk niet. Maar daarmee weet ik al per definitie dat het voor mij een gelopen race is. Omdat ik geen sociaal netwerk, familie en vrienden heb, denk je? Haha. Dat dan weer wel! Maar ik ga hen niet mobiliseren om massaal op mij te stemmen. Tenslotte is de Hebban Fantasy Award niet in het leven geroepen om iemands populariteit als persoon te meten, maar moet het beste fantasyboek van 2014 komen bovendrijven.
Of ‘Godendoder’ dat is, kunnen alleen de mensen bepalen die mijn boek, maar ook al die andere genomineerde boeken, hebben gelezen. Ik denk niet dat daar veel van zijn. Ik denk ook niet dat die mensen, als ze al bestaan, hun stem uitbrengen. Wel al die anderen die door collega-genomineerden worden opgetrommeld om hun stem vooral niet verloren te laten gaan. Zij stemmen massaal, maar niet op ‘Godendoder’. En dat geeft niet.
Stemmen op mijn boek gaan, met mijn keuze om de achterban dus vooral niet te mobiliseren, wellicht massaal verloren. Het is een keuze. Mijn keuze. Tenslotte houd ik er zelf ook niet van als mensen mij massaal lastigvallen met mailtjes, appjes en pb’s die ‘Stem op mij’ schreeuwen. Waarom zou ik anderen dan aandoen wat ik persoonlijk ook niet waardeer?
Toch vraag ik je nu: stem. Stem massaal. Niet noodzakelijkerwijs op mijn boek. Stem. Massaal, want dit initiatief verdient alle aandacht.
Dat je mijn boek niet kent… ach… dat geeft niet. Ik heb al twee Awards. Ik gun deze met liefde aan iemand anders. En wie weet… Misschien lees je ooit mijn boek nog wel eens en denk je: “wauw, die Brad Winning kan bijzonder leuk schrijven. Wat jammer dat ik bij het stemmen op de Hebban Fantasy Award 2014 nog nooit van hem had gehoord…” Gemiste kans, ik weet het... Had ik, in plaats van met passie, ziel en zaligheid mijn verhalen schrijven, maar gewoon wat harder moeten schreeuwen… Helaas. Ik ben te bescheiden (boek 74, Godendoder, Brad Winning).