Blogpost:
Peter de Zwaan
Broodschrijver
Als iemand zegt dat je een broodschrijver bent dan bedoelt hij dat meestal denigrerend, soms puur beledigend. Broodschrijver zijn, dat is slecht. Broodbakker is goed, net als broodloodgieter en broodpianostemmer, daarom gebruikt niemand die woorden, iedereen weet dat een bakker bakt om zijn brood te verdienen.
Schrijvers doen niet aan verdienen. Die zwoegen en steunen, die doen hun hersenen pijn om zinnen te bedenken die passen in een verhaal dat in hun hoofd woelt. Wees voorzichtig met schrijvers, ze lijden veel. En allemaal puur voor de lol.
Een broodschrijver daarentegen lijdt nooit, die slaat op de toetsen als Gekke Henkie en kijk nou eens: weer een boek af. Ik had bijna getikt: weer een Suzanne Vermeer af, maar ik hou het liever leuk. Het bovenstaande bedacht ik nadat ik een praatje had gehouden voor een groep schrijvers over ‘uitgever worden’. Dat ben je nadat je hebt geroepen: ‘Ik ben uitgever’ en daarna ga je aan de slag: aan wie verkoop ik mijn boeken, hoeveel moet ik er laten drukken, hoe duur maak ik ze. Dat is het hele eiereneten, maar dan wel in het kort.
Op de weg naar huis draaiden mijn gedachten om het woord broodschrijver en opeens schoot me te binnen hoe het er mee zit. Iedereen die een boek schrijft en dat uitgegeven krijgt, is een broodschrijver. Iedereen. Alleen komt verreweg het meeste brood op de tafel van de uitgever. Wel eens gehoord van een uitgever die in een afdakswoninkje huist? Eentje gezien die rijdt in een tot op de velgen versleten auto? Ooit een uitgever uit een B&B zien komen omdat hij het viersterrenhotel niet kon betalen waarin zijn schrijvers suites hadden?
Ik schrijf dit niet omdat ik met uitgevers wil afrekenen. Ik heb er heel wat gekend en de meesten waren betrokken en hadden liefde voor het boekenvak.
In elk geval vroeger.
Tegenwoordig kopen uitgevers uitgevers op waardoor je soms niet meer weet wie bij wat hoort.
Kleine uitgevers die dachten dat ze een goede oude dag zouden hebben als ze op tijd hun bedrijf verkochten, zitten nu te somberen.
Omdat de wereld anders is dan toen ze begonnen. Ze zochten contact met boekhandels en als ze geluk hadden, konden ze daar hun boeken kwijt. Er werden ook minder boeken gepubliceerd, dat maakte het makkelijker om ruimte op een plank te krijgen.
Vandaag de dag zit de wereld voor Bol.commen en Amazons. Boekhandels zijn nuttig, en leuk om in rond te lopen, maar je hebt als schrijver meer aan Facebook.
Dat weet ik omdat ik het ervaren heb.
Ik vind schrijven een vak, net als loodgieten, broodbakken en mensen oplichten via beursconstructies die niet deugen. Voor mij is het zelfs meer dan een vak, het is iets wat ik wíl doen, zeven dagen in de week, liefst flink wat uren per dag. Langzamerhand beginnen heel wat onderdelen van mij te kraken, maar de fantasiespieren doen het nog voortreffelijk en als ik drie keer in het jaar het toetsenbord vervang, omdat de letters na verloop van tijd zijn verdwenen, dan kan ik eindeloos doorgaan.
Van doorgaan komen zinnen, alinea’s, hoofdstukken, een boek. Dat wil je in druk zien verschijnen en je wilt er geld voor. Dat kan nog steeds via een uitgever, het kan sneller als je zelf uitgever wordt. Bedenk daarbij dat de jongens die een halve eeuw geleden groot werden ook klein zijn begonnen, vol hoop en goede bedoelingen.
Laat ik het anders zeggen. Ik kan eigenlijk alleen schrijven, maar het is me gelukt een uitgeverij op te zetten waar ik van kan leven.
Als een one track pony als mij dit lukt, hoe moeilijk kan het dan zijn?
Deze column is ook te lezen op www.peterdezwaan.nl