Blogpost:
Jasper Polane
Een verhaal per dag (of twee, drie) (2)
De acht:
Martijn Adelmund en Iris Compiet – De vouwen van de werkelijkheid: Uit Eclips, het reclameblad van Uitgeverij Luitingh-Sijhoff. Het is een vrij eenvoudig verhaal – dat moet ook wel, met deze lengte – wat voor mij helaas nergens helemaal klikt. Er gaan mensen dood maar het is mij onduidelijk hoe en waarom. Het speelt zich af in hetzelfde milieu als Heksenwaan en die heb ik niet gelezen, misschien komt het daardoor. Wel supermooie tekeningen!
A.E. van Vogt – Zichzelf: Uit de bundel Het menselijk nulpunt. Een mechanisch zeemonster, overblijfsel uit een eerdere oorlog, neemt het op tegen aliens die zich om een of andere reden in zee schuilhouden. Het verslaat ze, waardoor het zijn nut bewijst en er nieuwe onderzeerobots worden ingezet. De stukken vanuit de robot beschreven zijn cool, maar er is eigenlijk niks in dit verhaal waar je mee kunt leven: je weet niet of je voor de robot moet juichen, of voor de aliens.
Sophia Drenth – Het hart van de hersenvreter: Het openingsverhaal in de bundel Bloedrood morgenzwart. Dit verhaal won in 1999 de derde prijs in de Millenniumprijs, maar had wat mij betreft de eerste prijs mogen krijgen (die Drenth overigens met een ander verhaal ook won). Een man en een vrouw achtervolgen een wezen dat de lichamen en persoonlijkheden van zijn slachtoffers steelt. Het verhaal gaat van sterk punt naar sterk punt: de nachtmerrieachtige riolen en catacomben, de postapocalyptische, bijna New Weird aandoende stad, Arba’s verrassende beslissing over haar lichaam, de ware gedaante van het eeuwenoude kreng… Een topverhaal.
Hay van den Munckhof – De laatste proef: Uit de bundel Traisha en het Ei. Stomtoevallig las ik twee verhalen met hetzelfde thema: mensen die het lichaam van een ander wezen overnemen. De hoofdpersoon van dit verhaal springt van dier naar dier in een wedstrijd om als eerste weer in zijn eigen lichaam te komen, maar dan blijkt dat niet iedereen zijn eigen lichaam terug wil. Prima verhaal, goed geschreven, maar weinig opwindend.
Harry Mulish – Gelijkenis: Uit de bundel Het toekomend jaar 3000, waarin sciencefictionverhalen zijn opgenomen van bekende Nederlandse literaire schrijvers. In dit verhaal van Mulish wordt een man door iedereen voor bekenden aangezien, behalve door zijn eigen vrouw: die herkent hem niet. Komisch geschreven, maar met weinig ontwikkeling in het plot. De clou zie je ook al van verre aankomen.
Jan Wolkers – Laatste kwartier: Uit dezelfde bundel. Het verhaal beschrijft hoe een overlevende van een apocalyptische ramp zichzelf op gruwelijke wijze in leven houdt. De beschrijving van de gruweltuin – waarin hij gewassen groeit in levende mensen – is horror van de eerste orde. Uiteindelijk blijkt het verhaal een variant te zijn op het overbekende thema ‘de overlevenden zijn Adam en Eva’ te zijn, dat zelfs ten tijde van uitgave (1976) cliché moet zijn geweest.
Sophia Drenth – Laatste maaltijd: Ook uit Bloedrood morgenzwart. Een intrigerend verhaal over een kunsthandelaar die op een veiling een bijzonder schilderij weet te bemachtigen. Prachtig geschreven, zoals altijd bij Drenth, maar het verhaal had van mij wat langer mogen zijn om de plot wat meer ruimte te geven, dat nu erg rechtlijnig is: Hij koopt het schilderij, wordt gek, wordt gekker, wordt gekst. Ruimte voor de andere kunsthandelaar of de bedienden hadden het geheel wat meer verdieping kunnen geven. (En jongens, stop met je verhalen ‘Laatste…’ te noemen.)
Paul van Loon – Liever niet aanbellen: Uit Griezelbus 2. Ik lees Griezelbus aan mijn zoontje voor, dus verwacht in de toekomst meer verhalen van Paul van Loon. Dit verhaal is de langste uit de bundel en ik weet niet of die lengte helemaal gerechtvaardigd is. Een spook probeert wraak te nemen op zijn pestkop, maar die is ondertussen opa en laat zijn kleinzoon nou als twee druppels water op zijn grootvader lijken. Griezelbus is vaak spannend, maar dit is niet het spannendste verhaal in de bundel.