Blogpost:
Renée Olsthoorn
Geen benauwder fobie dan claustrofobie...
Als al mijn pogingen om het slotje open te draaien zijn mislukt, geef ik uit alle macht een trap tegen de deur. Hij wijkt geen centimeter, natuurlijk niet. Ik begin te transpireren, klotsende oksels, straaltjes zweet lopen van mijn voorhoofd omlaag, op hun weg mascara uit mijn wimpers meenemend waardoor mijn ogen beginnen te prikken.
We zijn tien minuten verder. Ik schreeuw weer eens om hulp. Nutteloos. Het gebouw is verlaten. Het is lunchtijd en de conferentiedeelnemers zijn met zijn allen vertrokken naar een ander gebouw van het recreatiegebied in Twente waar de conferentie plaatsvindt en waar ook ik aan deelneem. Na mijn keel nutteloos schor geschreeuwd te hebben, haal ik een paar keer diep adem en neem me voor rustig te blijven, voor zover dat onder de omstandigheden mogelijk is, en kalm te wachten tot ik iets hoor wat op menselijke aanwezigheid duidt.
En ja hoor, na een minuut of twintig hoor ik hakjes klikken op de plavuizen vloer van het conferentiecentrum.
'Help!' roep ik weer luidkeels. En nog eens. 'Help!'
'O jee,' hoor ik iemand in een onvervalst Herman Finkers accent zeggen. 'Is dat weer die vermaledijde deur?'
Ik ontplof... Lakse lieden daar in dat recreatiegebied.
'Dus jullie weten dit allang?' vraag ik de wanhoop nabij en bijna in tranen. 'Ja, maar geen zorgen, ik ga er gauw iemand bij halen.' Uit pure woede geef ik de deur een trap... na...