Blogpost:
Frank Norbert Rieter
Je kunt er maar beter voor uitkomen
Dat ik op jongens val wist ik denk ik al toen ik een jaar of tien was. Ik sprak er niet over. In eerste instantie niet omdat het niet zou mogen, of omdat ik mij van enig kwaad bewust zou zijn, maar omdat het niet in me opkwam. Het hoorde bij me, het was een gegeven. Er was geen reden om dat expliciet uit te spreken. Onvermijdelijk groeide het bewustzijn dat het niet de norm was. Of het nu ging om het spel tussen jongens en meisjes op school, of familie die de verwachting uitsprak dat ik een keer met een meisje thuis zou komen, dat ik op jongens viel paste niet in het plaatje. En daar werd ik even stil van. Tot mijn achttiende. Toen realiseerde ik me dat stil zijn en mijn gevoelens opkroppen geen duurzame oplossing was.
Ik vertelde het aan vrienden en aan mijn ouders. Ik schreef een verhaal en een artikel over homoseksualiteit voor de schoolkrant. De hele school wist het daardoor en ik was blij dat ik voor mijn eindexamen nog wat aan de zichtbaarheid van homoseksualiteit had gedaan. Ik had die zelf zo gemist. Ze moesten er zijn, die homoseksuele leerlingen en leerkrachten, maar het was iets waar je niet over sprak. Zelfs tijdens de seksuele voorlichting (dat noemden ze ‘relationele vorming’) in de derde klas was het iets waar slechts terloops naar verwezen werd ‘dat bestaat ook’ en waar de leraren zo kort mogelijk bij stil wilden staan.In het jaar van mijn coming out bezocht ik voor het eerst Villa Lila in Nijmegen en werd lid van de homojongerengroep Pinkeltje (tegenwoordig Dito). Ik zat in een introgroep. Ik had mijn eerste vriendje. Ik schreef ook een jeugdnovelle (young adult avant la lettre) waarin ik mijn ervaringen verwerkte.De titel was Zwijgen is zilver. Ik was er destijds heel trots op. Ik las hem integraal voor aan een aantal vrienden, die er erg enthousiast over waren. Ik stuurde hem naar een tiental uitgeverijen die hem allemaal resoluut afwezen. Alleen van de SUN kreeg ik een korte toelichting: er was nog teveel redactie nodig. Ik wist toen nog niet zo goed wat ik met die feedback moest. Ik publiceerde het verhaal als feuilleton in het blad De Voorheen van Pinkeltje (homojongengroep in Nijmegen, tegenwoordig Dito) en daarmee was het voor mij op dat moment goed.
Ik herlas het werk afgelopen jaar omdat ik mijn ‘ongepubliceerde’ werk doornam. Project Mnemosyne. Ik voelde meteen dat het inderdaad redactie behoefte, maar ik werd ook geraakt door de humor, de sfeer en de toon van het verhaal. Ik had het ooit geschreven omdat er zo weinig positieve boeken waren over homo’s. Omdat het altijd slecht afliep: iedereen ging dood of was ongelukkig. En de hoop, de tederheid en het optimisme waren op iedere pagina voelbaar, ondanks twijfels en onzekerheden.Het eerste hoofdstuk was een probleem. Dat was slecht geschreven met stroeve dialogen. Het verhaal kwam ook te traag op gang. Ik herschreef het drie keer. Het advies van mijn redacteur, mijn man Mel Lambers, was eenvoudig: schrappen. Het andere advies had ik wel bedacht maar nog niet durven omarmen: herschrijf het werk van de verleden naar de tegenwoordige tijd. Ik deed dat met het nieuwe eerste hoofdstuk (voormalig hoofdstuk 2). En meteen was duidelijk dat het verhaal er frisser, directer en beter van werd.
De seksscènes in het werk zijn expliciet. Daar kreeg ik destijds ook al wat reacties op. Of dat wel nodig was. En of iedereen daar wel van gediend zou zijn. Dat was ook bij de meest recente redactieronde het geval. Wie er niet van gediend is, bladert er maar snel overheen. Maar er zijn te veel werken waarin homoseksualiteit te verhuld beschreven is. En te veel werken waarin juist de seks het probleem of het dramatisch zwaartepunt vormt. Ik moest daar tegenwicht aan bieden. Het hoort er voor mij bij. Ik hoop maar dat het voor sommige lezers juist de positieve herkenning of het voorbeeld zal zijn dat ze nodig hebben.
De enige twijfel die ik hield bij het eindresultaat is wat de potentiële doelgroep voor het werk is. Ik schreef het op mijn achttiende voor leeftijdgenoten. Misschien is het nog steeds een leuk werk voor jongvolwassenen. Maar het is ook een brok jaren-90 nostalgie voor vijftigplussers, de mensen die nog steeds mijn leeftijdsgenoten zijn.
Enfin, het werk is afgestoft, geredigeerd en uitgegeven. En ik laat het nu zijn weg naar de lezer vinden – van welke leeftijd dan ook.