Ik zit in de auto en hoor Giel Beelen op de radio. Hij zegt dat het vandaag, 21 september, de dag is tegen Alzheimer. Ik hoor het hem zeggen en het schiet verkeerd. Het woord ‘tegen’ is wat mij dwarszit. Je hebt een dag tegen kindermisbruik, een dag tegen discriminatie, een dag tegen onnodig geweld, maar niet een dag tegen Alzheimer. Alzheimer is er, zal er zijn, zal er altijd blijven, hoe hard je er ook tegen vecht.Wat irriteert mij hieraan? Het is maar een woord. Misschien omdat ik een moeder had die Alzheimer kreeg en in tien jaar steeds slechter werd. Van af en toe iets vergeten naar mijn naam niet meer weten. En toch, in al die tien jaar had ik het gevoel dat als ik bij haar was en ik haar hand pakte, zij ergens voelde dat ik het was. Als ik haar hand vasthield, verscheen er een glimlach om haar mond en werd ze rustig. En ook al zocht ze in haar hoofd wellicht naar het juiste woord om haar tevreden gevoel te duiden of naar het luikje waarachter de naam van haar kind verborgen zat, ze glimlachte. Achter haar wazige blik, leek ze heel in de verte de warmte van die ene hand te kunnen duiden. Woordeloos. En het voelde goed als we daar zo zaten. Natuurlijk snap ik ook dat de organisatie van deze dag het absoluut anders bedoelt. Dat ze vechten voor medicatie tegen Alzheimer en terecht. Die verschrikkelijk slopende ziekte waarbij je langzaam de wereld om je heen niet meer kunt duiden en er geen woorden meer aan kunt geven. De desoriëntatie, angst en eenzaamheid die daaruit voortvloeit heb ik bij mijn moeder van heel dichtbij meegemaakt. En het verdriet als dochter hoef ik u niet uit te leggen. Maar toch, ‘een dag tegen Alzheimer’ klinkt voor mij als een dag tegen de acceptatie van al die mensen die deze ziekte hadden, hebben en nog gaan krijgen. Alsof je er als Alzheimerpatiënt niet meer mag zijn. Ik weet het, ik ben iemand van woorden. Ik houd ervan me uit te drukken in woorden. Ik ben gevoelig voor het juiste woord. Als ik mijn woorden verlies, verlies ik een groot deel van mijzelf. Juist daarom reageer ik wellicht zo gestoken door de zinssnede ‘dag tegen Alzheimer’. Misschien ben ik bang voor een maatschappij die tegen Alzheimer is, tegen al die mensen die in gesloten afdelingen dwalen op zoek naar de uitgang maar de weg naar hun huis nooit meer zullen vinden. Bang voor een maatschappij waar we denken controle te hebben over oncontroleerbare zaken als we maar hard genoeg roepen dat we er tegenzijn. Tegen Corona, tegen Alzheimer. En misschien ben ik in het diepst van mijn wezen wel bang voor mezelf. Bang dat als ik straks, ver weg op een afgesloten afdeling, met een wazige blik voor me uitstaar, er niemand meer bij me langskomt om mijn hand te pakken, waardoor ik woordeloos glimlach omdat ik -heel in de verte- de warme huid van die andere hand denk te herkennen. Misschien wil ik ‘een dag voor de kwetsbaarheid, een ‘dag voor acceptatie van ons oncontroleerbare dolen en dwalen op deze aardkloot.’ Want hoe hard we ook tegen Alzheimer vechten, ik hoop dat er altijd mensen zullen blijven die de dolenden weer met zachte hand naar hun kamer terug zullen leiden.