Blogpost:
julienne brouwers
Welk geheim zou het ergste zijn om te ontdekken na het plotselinge overlijden van je partner?
Het was jaren daarvoor geweest, toen ik nog in Amsterdam woonde en op een dag een rouwstoet passeerde. Achter de kist liep een knappe, jonge vrouw, haar gezicht rood en betraand, met een huppelende peuter aan haar hand. Het was een aangrijpend tafereel en ik besloot dat deze twee personen de basis zouden vormen voor mijn nieuwe thriller. Nachtdienst, mijn eerste thriller, lag al een hele tijd achter me en mijn schrijflaptop had inmiddels dikke lagen digitale stof lopen happen. Die werden echter abrupt er vanaf geveegd; het leek wel alsof het verhaal dat in mijn hoofd was gekropen er stante pede uit moest komen.
Mijn tweede thriller moest uiteraard meeslepend-en-niet-weg-te-leggen spannend worden, maar ook met een hoofdpersoon waar je kunt meeleven en jezelf mee kunt identificeren. Een gewone vrouw, die tegelijkertijd door een bijzondere wending van haar leven boven zichzelf uitstijgt en krachtiger blijkt dan gedacht. Ik wilde haar verdriet laten voelen, haar pijn, maar ook het zweven tussen hoop en vrees, en het lachen om de mooie dingen in het leven. En zo kwam Myrthe in Dubbel Bedrog, die na het plotselinge overlijden van haar man Olivier achterblijft met haar zoontje.
De openingsscene werd er eentje die je als lezer meteen het verhaal in moest zuigen en elke moeder’s nachtmerrie vormt: een verdwenen kind. Ik struinde de stad af op zoek naar een gevaarlijke, en dus o zo perfecte scène de crime, waar iemand onder een tram terecht zou kunnen komen, en liep tussen de advocaten over de Zuidas, fantaserend dat tussen die knappe koppen die veel geld verdienen, af en toe een rotte appel zou moeten zitten.
Een tijd later – het boek was op de laatste hoofdstukken na af - was ik voor de zoveelste keer die nacht wakker geworden. Langzaam dommelde ik weer in, toen er ineens een gedachte door me heen schoot en ik onmiddellijk rechtop in bed zat. Dat moest het worden! Ik sloeg het dekbed van me af, sprong uit bed en snelde richting mijn bureau. Ik draaide het beeldscherm, bang om mijn man wakker te maken, en begon de razendsnelle ontknoping van Dubbel Bedrog in te tikken, waarin de waarheid rondom Olivier’s overlijden voor Myrthe eindelijk op zijn plek valt en ze dus toch al die tijd gelijk bleek te hebben gehad.
Lees het eerste stuk van Dubbel Bedrog hieronder:
Ik opende mijn ogen en veerde overeind van mijn ligbed. ‘Waar is Sven?
’Olivier keek me loom vanachter zijn krant aan. Normaal gesproken las hij op zaterdagochtend het Financiële Dagblad, maar De Telegraaf was het enige dagblad dat hij hier in het parkwinkeltje had kunnen vinden. ‘Ik zag hem net nog.’
Dit kon hij niet menen. ‘Jij zou toch op hem letten?’ bitste ik. Mijn ogen speurden de hoofdjes in het kikkerbad af. Waar was mijn kind?‘Hij was met zijn emmer en schepje aan het spelen.’ Olivier klonk defensief. ‘Ik heb nog geen halve minuut in mijn krant zitten lezen.’ Ik sprong op en voelde de pijnlijke ribbels van het blauwe, plastic rijgdraad waarvan de ligstoel gemaakt was in mijn benen staan. ‘Sven,’ riep ik, terwijl ik om me heen keek. ‘Sven!’
Ik hield mijn hand boven mijn ogen en tuurde naar het kinderzwembad, maar de enorme drukte bemoeilijkte mijn zoektocht. Overal waar ik keek waren peuters aan het rondspetteren met hun ouders, opa’s en oma’s. Het gekwetter weergalmde onder de grote, glazen koepel die het zwemparadijs afschermde van de koele buitenlucht.
Olivier kwam nu eindelijk ook overeind en smeet de krant op zijn ligbed. ‘Ik kijk wel op het terras, richt jij je op het water,’ droeg hij op en liep tussen de tafels en ligbedden door, waar de vakantiegangers hun handdoeken overheen hadden gedrapeerd om ze toe te eigenen.
Ik haastte me over de rand van het ondiepe zwembad, om de rode miniglijbaan en de blauwe olifant heen, die dienst deed als fontein, om me ervan te vergewissen dat Sven zich niet erachter bevond. Ik vloekte binnensmonds en keerde terug naar mijn man die met een bezorgde frons op zijn voorhoofd bij onze ligbedden stond. Mijn stem sloeg over toen ik sprak. ‘Hij is niet in het kikkerbad.’
‘Hij is ook niet meer hier in het zitgedeelte,’ concludeerde Olivier. ‘Ik heb alles uitgekamd.
’Ik wist niet wat we moesten doen. De angst vertroebelde mijn denkproces. ‘Misschien is hij ergens anders heen gelopen?’ Naar het diepe, voegde ik er in stilte aan toe.
‘Ik loop die kant op, naar de bubbelbaden en douches. Jij gaat richting het grote bad,’ zei Olivier kordaat.
Ik was blij met zijn aansturing en liep meteen naar rechts, terwijl Olivier in tegenovergestelde richting vertrok. Tussen de onnatuurlijke, aangeplante palmbomen door laveerde ik naar het andere zwembad. Een stem schalde door de luidsprekers dat de golven elk moment konden starten. Hij zou toch niet...?
Mijn voeten bonkten met elke stap die ik zette, terwijl ik alsmaar zijn naam riep en nerveus om me heen keek, op zoek naar een blond koppie. Ik bereikte het ondiepe begin van het grote zwembad en voelde het warme water aan mijn voeten. Hij was hier vast ergens gewoon aan het spelen, probeerde ik mezelf te kalmeren, maar van binnen ging mijn hart tekeer.
Ik waadde door het ondiepe water zo snel als ik kon, maar de vloeistof veroorzaakte een traagheid die mijn zenuwen alleen nog maar meer prikkelde. Luidkeels riep ik zijn naam, verstoken van enig schaamtegevoel. Verschillende kinderen keken verbaasd op, maar Sven zag ik niet.
Bij het bereiken van het einde van het ondiepe bad moest ik concluderen dat hij zich ook hier niet bevond. Een golf van angst trok door me heen, terwijl verderop in het bad het water begon te klotsen. Waar was mijn kind in vredesnaam?