Een jonge vrouw gaat naar een toneelstuk over de val van de Berlijnse Muur. Ze kijkt om zich heen en ziet dat ze de enige zwarte vrouw in het publiek is. De jonge vrouw zit met haar vriend bij een meer in een Berlijns park als vier neonazi’s op hen afkomen. De jonge vrouw loopt rond in New York en voelt zich thuis, terwijl ze tegelijkertijd snapt dat ze een andere achtergrond heeft.
De jonge vrouw onderwerpt zichzelf aan een vraag- en antwoordsessie over de tijd waarin we nu leven. Ze is soms boos, soms bang, soms geamuseerd, maar altijd vol vuur. Wie zijn we? Waar komen we vandaan? Wat betekent het om de ander te zijn? Wat is de prijs die je moet betalen om ergens bij te horen? De jonge vrouw vertelt het verhaal van haar familie: hoe haar moeder als punker in Oost-Duitsland nooit de vrijheid had waar ze van droomde. Over haar Angolese vader die terugging naar zijn eigen land nog voor ze was geboren. En over haar tweelingbroer die zelfmoord pleegde toen hij zeventien was.