Omstreeks 1900 staat België aan de top van zijn economische macht en culturele uitstraling. De grootheidswaan en praalzucht van Leopold II leiden tot triomfalistische realisaties op stedenbouwkundig gebied. Henri Pirenne publiceert zijn zevendelige eenmanswerk L'histoire de Belgique. De gele trams van baron Empain rijden tot in Caïro en Astrakan. De verhoogde welvaart en toegenomen mobiliteit wekken de illusie dat iedereen van de nieuwe rijkdom en (bewegings)vrijheid kan genieten. Victor Horta schenkt Brussel zijn Volkshuis van 'licht en lucht', Henry Van de Velde introduceert zijn bekende abstracte stijl, art nouveau en Jugendstil zetten België op de culturele kaart van Europa. Maar 1900 is tegelijk ook een symbolisch keerpunt in onze geschiedenis. De belle époque die in bloei staat als een eeuwige levenslente, kondigt de ondergang aan van het burgerlijk tijdperk dat met de Russische Revolutie en de Eerste Wereldoorlog voorgoed zal verdwijnen. Het is een tijd van expansie, grandeur en ongekende mogelijkheden, waarin de gevestigde orde en de gestelde lichamen geconfronteerd worden met de grenzen van hun eigen macht. Arbeiders en vrouwen beginnen hun emancipatiestrijd, de Vlaamse beweging roert zich en de groeiende democratisering legt de grondvesten van onze moderne samenleving. In 1900 legt Gita Deneckere op onnavolgbare wijze het breukvlak tussen twee eeuwen bloot. Ze schetst niet alleen een levendig beeld van politiek en cultuur tijdens de belle époque, maar toont ook hoe de vele conflicten onze wereld voorgoed zullen veranderen.