Een westerse dandy offert zich op en maakt een boetetocht rond de heilige berg Kailash in Tibet om de wereld te redden van de grote satan, Amerika.
Een binnenhuisarchitect is samen met zijn dominante maar ziekelijke vriend Christopher aan de vooravond van de islamitische revolutie van 1979 in Teheran gearriveerd. Op een van de laatste party's van de decadente kringen van de sjah fluistert een sinistere magiër hem in dat we allemaal schuldig zijn omdat we ons met Amerika hebben ingelaten. Nadat zijn vriend in een groezelig hospitaal aan zijn eind is gekomen, begeeft hij zich, gedesoriënteerd en murw op weg naar Tibet om zijn verdorven ziel schoon te wassen. Hij wordt gearresteerd door Chinese soldaten en geeft zich in een Chinees heropvoedingskamp lijdzaam over aan 'zelfkritieksessies'.
De jonge Duitse auteur Christan Kracht baart opzien met een consequent sardonisch boek dat leest als een document van westerse zelfhaat en een stilzwijgende kritiek op de westerse cultuurverval. In '1979' schildert hij in tranceachtige, bezwerende zinnen het relaas van een onverschillig geworden estheet die een totalitair systeem omarmt. Kracht situeert de botsing tussen de culturen, de islamitische en de decadente westerse, ruim twintig jaar geleden. '1979' is het journaal van een eigentijdse reis naar het hart van de duisternis, even provocatief als profetisch: verschenen in de nazomer van 2001 is het een omineuze voorafschaduwing van wat op 11 september in één klap duidelijk werd: 'the party is over'.