Tilda is wiskundestudent en haar dagen zijn strikt gepland: studeren, werken achter de kassa van de supermarkt, voor haar zusje Ida zorgen, en op slechte dagen ook voor haar moeder. Met z’n drieën wonen ze in het treurigste huis aan de Fröhlichstraße, in een klein stadje waar Tilda een hekel aan heeft. Haar vrienden wonen al lang in Amsterdam of Berlijn, alleen Tilda is gebleven. Want iemand moet er voor Ida zijn, geld verdienen, de verantwoordelijkheid nemen. Er is geen vader die het vermelden waard is, en haar moeder is alcoholist.
Op een dag begint alles te veranderen: Tilda krijgt het vooruitzicht op een promotie plek in Berlijn, en daarmee op een toekomst die vrijheid belooft. En Viktor verschijnt, de grote broer van Ivan, een vriend van vroeger. Viktor zwemt net als zij elke dag 22 baantjes. Maar als Tilda denkt dat alles misschien toch goedkomt, loopt de situatie thuis volledig uit de hand.