Het is zaterdag 13 augustus, een bloedhete zomerdag. Jess is 41 en stervende. Alle behandelingen werden stopgezet. Door de morfine zweven werkelijkheid en droom,
heden en verleden door elkaar. Jess kinderen, haar hartsvriendinnen, ouders en trouwe vriend Jim waken aan haar sterfbed, allemaal met hun eigen angsten, hoop en herinneringen en vooral met veel onbeantwoorde vragen.
Er wordt veel gepraat, maar nog meer gezwegen. De dood is heel aanwezig, hoe goed iedereen ook zijn best doet hem te negeren, alsof hij daardoor zal weggaan. Jeanne, de ervaren verpleegster, observeert en catalogeert de bezoekers.
Jess denkt terug aan vroeger, toen de wereld enkel uit lente, liefde en toekomst bestond en ze de vader van haar kinderen leerde kennen, een relatie die snel een duistere kant opging en die haar uiteindelijk met een groot geheim heeft opgezadeld. Ze heeft nog 10 dagen om te beslissen of dat ze dat mee neemt in haar graf.'