De man die ik haat is in het huis naast het mijne komen wonen.
Hij is pas ingetrokken, hoewel ik geen verhuiswagen heb gezien.
Hij is nog altijd even arrogant als vroeger. Hij maait het gazon in ontbloot bovenlijf, met een idiote grijns op zijn gezicht. Wanneer hij me betrapt op gluren, knipoogt hij naar me.
Hij is enorm arrogant.
Hij flirt constant met me, alsof hij vergeten is dat hij al eens mijn hart heeft gebroken.
En dan vertelt hij me iets wat ik onmogelijk kan geloven.
We zijn getrouwd.
Hij is pas ingetrokken, hoewel ik geen verhuiswagen heb gezien.
Hij is nog altijd even arrogant als vroeger. Hij maait het gazon in ontbloot bovenlijf, met een idiote grijns op zijn gezicht. Wanneer hij me betrapt op gluren, knipoogt hij naar me.
Hij is enorm arrogant.
Hij flirt constant met me, alsof hij vergeten is dat hij al eens mijn hart heeft gebroken.
En dan vertelt hij me iets wat ik onmogelijk kan geloven.
We zijn getrouwd.