In 1849 werd Fjodor Dostojevski veroordeeld tot vier jaar dwangarbeid in Siberië vanwege zijn politieke activiteiten. Het boek dat hij hier na zijn vrijlating over schreef - mede gebaseerd op aantekeningen die hij het kamp uit wist te smokkelen - was het eerste ooggetuigenverslag van het Russische gevangeniswezen. Het staat vol indringende beschrijvingen van de schokkende toestanden in het kamp, van gewelddadige lijfstraffen, ontsnappingspogingen, onderlinge ruzie en verraad, maar ook van luchtige momenten en blijken van vriendschap. 'Aantekeningen uit het dodenhuis' verscheen in 1862 en vestigde Dostojevski's naam als schrijver. In die vier jaar opsluiting zit bovendien de kiem van zijn hele oeuvre, in het bijzonder van 'Misdaad en straf'.