In 1608 toonde de Middelburger Hans Lipperhey zijn eerste, zelfgemaakte telescoop aan Prins Maurits. In Italië hoorde Galilei hiervan. Hij maakte een verbeterde versie van het apparaat en richtte die op de maan en de sterren. Wat hij zag schreef hij op in de Sidereus nuncius (‘Bericht van de sterren’), een boekje vol bewijzen van de juistheid van Copernicus’ heliocentrische model. De inhoud was explosief, want in tegenspraak met een aantal Bijbelpassages. Om te voorkomen dat de leer van Copernicus verboden zou worden, schreef Galilei in de jaren 1615-1616 brieven en beschouwingen ter verdediging ervan. De wereld zag er, acht jaar na Lipperhey’s ontdekking, totaal anders uit.
Galilei’s verdedigingsgeschriften en de Sidereus nuncius waren bestemd voor een ongeschoold publiek, en zijn dan ook uitstekend leesbaar. Ze zijn nu na vierhonderd jaar voor het eerst in het Nederlands vertaald.