Roelf besluit het geschrift van zijn moeder, dat hij al vijfendertig jaar in zijn bezit heeft, te lezen. Hij wil eindelijk de waarheid van zijn afkomst onder ogen zien.
In gedachten gaat hij terug naar 1779. Dat is het jaar dat zijn claimende grootmoeder sterft en zijn oom over zijn lot wil beslissen.
Hij ontvlucht de buurschap, waar zijn moeder doodgezwegen werd en waar hij op zijn zesde in hevige verwarring geraakte toen hij te weten kwam dat zijn moeder zijn vader vermoordde.
Hij sluit zich aan bij een troep vrijgevochten vagebonden die, als kunstenmakers, langs de jaarmarkten trekt en daarbij rijke boeren berooft. Als de rode loop uitbreekt en zijn vriend sterft, krijgt
Roelfs verdriet een uitweg. Gedwongen door ziekte, dood, honger en uitsluiting weerhoudt hem niets meer om zijn recht te laten gelden tegenover zijn eigen familie. Wat er dan gebeurt verzwijgt Roelf de rest van zijn leven.