P. C. Hooftprijswinnaar A. Koolhaas (1912 - 1992) publiceerde naast romans en novellen 57 dierenverhalen verspreid over elf bundels*, die later werden herdrukt in Alle dierenverhalen. Veel schrijvers over dieren, van Jean de la Fontaine tot en met Herman Melville, gingen hem voor en er zullen nieuwe schrijvers van dierenverhalen opstaan. Maar Koolhaas heeft een unieke plaats in de wereldliteratuur verworven.
Waar sprekende of denkende dieren bij andere schrijvers symbool staan voor mensen, zijn zij bij Koolhaas volstrekt zichzelf. Zij kúnnen eenvoudig niet anders heten dan ze heten noch anders spreken dan zoals ze doen. Daarom heet een snoek Wampoei, en die zegt na het verslinden van een prooi dan ook: 'Je zou nog stikken in zo'n secreet.'. Daarom heet een spin Balder D. Quorg, die na het voltooien van een web monkelt: 'En alzo huisden de krengen in touwen.' En het grappigste varken uit de stal heet natuurlijk Mijnheer Tip. Hun dierenwereld bevat zoveel punten van overeenkomst met de onze dat wij er met ontroering op reageren. Koolhaas' humor is vaak galgenhumor. Zijn wijsheid is nergens zwaarwichtig. Daardoor heerst er in al deze verhalen een toverachtig licht. Met humor en mededogen toont Koolhaas al zijn dieren in hun volle glorie en - in tegenstelling tot de meeste dierenverhalen voor kinderen - onveranderlijk ook in hun stervensuur.
* Alle dierenverhalen bevat de volgende bundels:
1956 Poging tot instinct
1957 Vergeet niet de leeuwen te aaien
1958 Er zit geen spek in de val
1959 Gekke Witte
1960 Een gat in het plafond
1961 Weg met de vlinders
1964 Een geur van heiligheid
1967 Vleugels voor een rat
1970 Mijn vader inspecteerde iedere avond de nijl
1970 Corsetten voor een libel
1985 Liefdes tredmolen