man. Die man is niemand minder (maar ook niet meer) dan
Mark Coenen.
Het geslacht waartoe Coenen louter toevallig behoort,
bewijst steeds duidelijker de stelling die de titel van dit boek
is. En dan drukken we ons nog genuanceerd uit. Wie beter om
dat te illustreren dan Mark Coenen zelf, die heel zijn leven al
probeert een echte man te zijn, een met vele eigenschappen,
waarvan er een paar aimabel, sommige discutabel en de meeste
ronduit lachwekkend zijn. Zij die dit boek lezen zullen dat na
afloop volmondig beamen. Zijn vrouw beaamt het nu al, maar
die heeft voorkennis.
In een boek vol betoverende anekdotiek, wereldse weetjes
en wijsheden (soms van het zevende knoopsgat), harde analyses
en melige moppen wordt de genese van de gemiddelde
man verklaard. Laat jezelf mansplainen waarom het wél een
goed idee is om de Mont Ventoux te bestijgen, zij het niet
allemaal tegelijk, waarom een man een feminist moet zijn
want anders zwaait er wat en waarom politieke dieren met
uitsterven bedreigd zijn.
Alles in dit boek is ijdelheid en het najagen van de wind:
dat mag je serieus nemen, maar daar mag je dus ook eens
goed mee lachen. Zowel met die ijdelheid als met die wind.