De jonge veearts Herriot draagt niet alleen de viervoetige schepsels, maar ook de tweevoetige waarmee hij te maken krijgt een warm hart toe. Nu eens ligt hij op zijn rug in een stal vol muggen met zijn arm binnenin een koe bezig een kalfje in de juiste geboorteligging te draaien, dan weer kalmeert hij een rijke douarière die haar Pekinees zozeer vertroeteld heeft dat het volgepropte dier zich nauwelijks kan verroeren, waarbij de jonge dierenarts zich van zijn kant echter evenzeer te goed doet aan de ter plaatse geserveerde glazen sherry en oesters. Meestal echter ligt zijn werkterrein op afgelegen keuterboerderijtjes gedreven door gezinnen wier bestaan volledig afhankelijk is van hun dieren, zodat het bezorgde bericht "d'r is iets niet goed, dokter" vaak de onuitgesproken vrees inhoudt dat het geheel niet denkbeeldig is dat het betreffende boerengezin een winter tegemoet gaat zonder melk, geld voor kleren of vlees op tafel.