Jonggehuwden Clark en Charlotte Adair zijn net in hun eerste huis getrokken in het idyllische stadje Clementine, waar ze zich vol goede moed aan het ‘echte’ leven wagen. Clark heeft een baan gevonden als leerlingbegeleider op een school en Charlotte als boekhouder. Als twee kinderen die vadertje en moedertje spelen storten ze zich vol overgave in hun respectievelijke rol.
De eerste scheurtjes in hun huwelijk ontstaan nadat Clarks moeder overlijdt en de verschillen tussen de echtgenoten pijnlijk duidelijk worden. In het eens gezellige huis ontstaat een claustrofobische sfeer. Diep weggestopte angsten steken de kop op en zorgen voor verwijdering. Wanneer Clark een jongetje van de verdrinkingsdood redt, zet hij een reeks gebeurtenissen in gang – sommige komisch, sommige schokkend – die de druk op het huwelijk vergroten.