In ‘Alleen maar een fiets’ schrijft Kees de Jong over de sport die populairder is dan ooit: wielrennen. Die populariteit is enerzijds te danken aan de goede prestaties van de Nederlandse profwielrenners de laatste jaren, anderzijds aan de sociale cultuur die er vooral bij mannelijke amateurs omheen is gevormd. De Jong schrijft voor de hipsterman, de poetser, de windhapper en de stoemper. De man voor wie zijn fiets een uiting is van een beter bestaan, een lifestyle, waarbij goede smaak minstens zo belangrijk is als hartslag, trapfrequentie, gemiddelde snelheid en het aantal kilometers dat hij per jaar trapt. ‘Alleen maar een fiets’ van Kees de Jong is een stoer en nostalgisch boek over de liefde voor de fiets.