Herman Wolf is voorbestemd om zijn vader in de hoedenhandel op te volgen, maar droomt ondertussen van een leven als schrijver. Zijn levensmotto zal worden: ‘Alles doet mee aan de werkelijkheid’, en daarom zijn rationalisme en irrationalisme hem even lief. Hij verliest zich in de letteren en de wijsbegeerte, maar de buitenwereld dringt zich steeds meer op.