Op 22 maart 1943 dringen twee jodenjagers het huis binnen van Klaartje en Joseph de Zwarte. Op de balkons van de Tweede Oosterparkstraat in Amsterdam, waar zij wonen, zitten mensen in de zon, het is een doordeweekse dag, het is de dag dat Klaartje de Zwarte-Walvisch en haar man Joseph meegesleurd worden naar de Hollandsche Schouwburg en vervolgens naar kamp Vught. Vandaar gaat Klaartje naar kamp Westerbork om ten slotte in Sobibor vermoord te worden. Joseph wordt later gedeporteerd en zijn spoor verdwijnt `ergens in Polen .
Klaartje de Zwarte-Walvisch houdt de laatste verschrikkelijke maanden van haar leven een dagboek bij, en weet dat geheim te houden. Pas onlangs, 66 jaar later, is het ontdekt. Het is een weergaloos boek, een aanklacht, een getuigenis, een rauwe kreet, een woedende beschuldiging: nooit eerder is een zo direct en diep doorvoeld document verschenen, geschreven vanuit de onvoorstelbare werkelijkheid van een groep mensen op weg naar de vernietiging.
`Ik hoop vurig dat alles wat ik hierin heb geschreven nog eens de buitenwereld zal bereiken.