In vierentwintig korte verhalen, verdeeld over de seizoenen, neemt Esther Teule je op geestige en diepzinnige wijze mee in de binnenwereld van steeds een ander dier. Merel, Bunzing, Snoek, Everzwijn … Merel is een echte merel, Pad een echte pad. Toch lijken hun gedachten en gevoelens opmerkelijk veel op de onze. Ook zij zien zich geconfronteerd met eindigheid, met frustraties en onvermoede verlangens. Zo kampt Egel met een slepende depressie, besluit Mestkever zich na zijn werkzame leven over te geven aan het grote onbekende en vindt Vleermuis een diepe vrede in haar laatste momenten. De verhalen worden afgewisseld door prachtige illustraties, bezien vanuit de dieren zelf. Dit boek raakt, ontroert en laat je met een licht gevoel achter. De natuur vormt de rode draad, een altijd aanwezige achtergrond waarin de verhalen opkomen en weer verdwijnen – net zoals onze eigen beslommeringen verwaaien en oplossen wanneer we in staat zijn ons open te stellen voor de schoonheid van de wereld om ons heen.