De arme zakenman Kaspar tuurt de hele dag vanaf zijn gammele veranda de Pantai-rivier af, en droomt van een goudmijn in de binnenlanden van Borneo die hem in één klap rijk zal maken. Almayer is van Hollandse komaf en ging ooit een veelbelovende toekomst tegemoet in Nederlands-Indië. Op aandringen van een geduchte avonturier, de ‘koning van de zee’ Lingard, is hij een huwelijk aangegaan met diens Maleisische adoptiedochter. Het huwelijk is allang doodgebloed; zijn vrouw veracht Almayer en zint op manieren om hem te gronde te richten. Almayers enige troost is zijn dochter Nina, zijn oogappel, die als jongvolwassen vrouw onlangs terug is gekeerd van het nonnenklooster waar ze haar scholing heeft gekregen. Voor haar houdt hij zijn hopeloze dromen in stand, totdat hij in de gaten krijgt dat Nina verliefd is geworden op een Maleise prins.
In Almayers luchtkasteel weet Conrad op een haast tastbare wijze de botsing van culturen weer te geven, een thema dat hij in al zijn romans, waaronder het meesterwerk Hart der duisternis, verder uitdiept.