Aan het begin van de twintigste eeuw werkt het Twentse gezin Schuurman, bestaande uit Mans, Mientje en hun kinderen Willem en Ennie, in de textielfabriek. Vader Mans staat erom bekend dat hij alles beter denkt te weten dan anderen. Hij moet het laatste woord hebben, anders ontsteekt hij in woede. Oudste dochter Bertha is om die reden al het huis uitgevlucht. Als Mans vanwege fouten en zijn grote mond wordt ontslagen bij de fabriek, maakt dat zijn agressieaanvallen alleen maar erger. Hij wordt zo onhandelbaar dat de dominee Mientje adviseert om te vertrekken. Willem en Ennie blijven achter bij de ‘huistiran’. Ze hebben plannen om los te komen van hun vader, maar die denkt daar heel anders over.