‘Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan’ was een geliefde uitdrukking van Jan de Koning (1926-1994). Geboren als zoon van de burgemeester van Zwartsluis was hij in de oorlog actief in het verzet, om in 1945 als oorlogsvrijwilliger naar Indonesië te gaan. Het werd een deceptie. Hij ging sociale geografie studeren in Utrecht, waar hij zijn vrouw leerde kennen, de Surinaamse Molly Rellum.
Via de Christelijke Boeren- en Tuindersbond werd hij actief in de ARP, waarna hij lid werd van de Eerste en de Tweede Kamer en het Europees Parlement. Als partijvoorzitter speelde hij een bepalende rol in de totstandkoming van het CDA.
Jan de Koning was aimabel en verpakte zijn pragmatiek in boerenwijsheden. Hij werd het bekendst als minister voor Ontwikkelingssamenwerking, van Landbouw en van Sociale Zaken in de periode 1977-1989 – toen het CDA nog de machtsfactor van weleer was. Dries van Agt noemde hem een ‘aartsengel’ en hij was een onmisbare steunpilaar voor Ruud Lubbers. Onder de laatstgenoemde ontwikkelde De Koning zich tot misschien wel de gezaghebbendste politicus van Nederland.
Nu is er deze biografie, gebaseerd op veel tot nu toe onbekende bronnen, waaronder het persoonlijk archief van de hoofdpersoon. Zo ontstaat een compleet beeld van deze markante politicus.