Een boek over zoveel meer dan simpelweg twee meisjes die gered worden uit de bossen; een verhaal over uithoudingsvermogen, wantrouwen, loyaliteit, liefde en vooral over familie. Een zeldzaam debuut dat de pijn van de hoofdpersoon zo vakkundig, verdrietig en geweldig beschrijft, maar ook haar veerkracht, vastberadenheid en hoop.
De vijftienjarige Carey woont met haar zusje Jenessa (Nessa) en hun drugsverslaafde moeder in een oude caravan in het bos. Ze leven in afzondering en diepe armoede en de meisjes worden soms wekenlang aan hun lot overgelaten. Wanneer hun moeder niet meer terugkomt, worden ze door Jeugdzorg bij Careys vader geplaatst. Carey kent hem niet meer en wantrouwt hem na alle negatieve verhalen van haar moeder. Ze kan maar moeilijk wennen aan haar nieuwe, luxueuze leven, aan naar school gaan en aan de omgang met leeftijdsgenoten. Ze ziet haar zusje opbloeien, maar zelf kan ze haar draai moeilijk vinden. Na al die jaren leven in erbarmelijke omstandigheden, is Carey dan wel fysiek in orde, maar het grote geheim dat ze met zich meedraagt maakt dat ze zich niet echt beter voelt. Kan ze haar vader werkelijk vertrouwen en eindelijk beginnen aan een leven dat elke tiener verdient?