Een astronaut in de kosmische leegte, een schoppend been vlak voor het in slaap vallen, onnozele stamvaders, een kerstdiner te midden van dementerende bejaarden, een bomenhandelaar in de greep van de angst. In haar gedichten heeft Marjolijn van Heemstra een even scherp oog voor verheven als voor triviale zaken. De vorm varieert van uitbundige theatraal spierballenvertoon tot ingetogen miniatuurtjes, maar de grondtoon is steeds dezelfde: die van een dichteres die zoekt, zich verbaast en probeert een antwoord te formuleren. In heldere taal ontwikkelt ze gedachten over dat wat haar omringt. Het woord als middel om contact te maken of het nu met je geliefde is, met je lezers, of met een mysterieus opperwezen.