trekt een stoet aan beroepen voorbij. Die begint met diep gelovige molenaars
in het Gelderland van de vroege zeventiende eeuw. Vervolgens komen we
terecht in de werkplaatsen van ambachtslieden en volgen we generaties
bakkers in hun dagelijks bestaan. Daarna voert het rad van fortuin ons naar
herbergiers, landbouwers, onderwijzers en rondzwervend volk.
Aan het einde van de negentiende eeuw geven dienstbodes gehoor aan de
zuigkracht van de grote stad. Niet lang erna komt er een beweging op gang naar
het voormalige Nederlands-Indië. In de overzeese kolonie vinden mensen werk in
zulke beroepen als verpleegster, pensionhouder, muzikant, fabrieksopzichter of
administrateur bij een krant. Intussen trekken steeds meer mensen na de
Eerste Wereldoorlog van het Gelderse platteland naar het Westen. Ze vestigen
zich onder meer in Den Haag als handelaren in groenten, fruit en aardappelen –
en groeien uit tot een ware clan.
Al deze ontwikkelingen in de Nederlandse geschiedenis zijn te herkennen
in de lotgevallen van één ondernemende familie: de dynastie Van Aken.
De Van Akens zijn niet van hoge komaf en in de archieven lieten ze nauwelijks
papieren sporen na. Maar juist in hun alledaagsheid zijn ze zo bijzonder. Want
hoe vaak het noodlot ook toesloeg – oorlogen, overstromingen, economische
ramspoed, vroeg gestorven kinderen – hun oog bleef op de toekomst gericht.