Altijd vluchten gaat over het leven in de kolonies in Drenthe en Overijssel. Een eigen huisje, met meubels en een lapje grond om te bewerken! Dat vooruitzicht lokt het gezin van de twaalfjarige Andries naar de kolonies. Hun leven in Amsterdam is koud en ellendig, met een zieke moeder en een vader die al hun geld uitgeeft aan drank.
Maar ook het leven in de kolonie is keihard. De kolonisten moeten zwoegen voor hun geld en een eigen huis zit er voorlopig nog niet in. Ook Andries moet aan het werk op het land. Zijn vader kan slecht omgaan met de strenge regels en botst met de leiding van de kolonie. Al gauw wordt het gezin overgeplaatst naar de Ommerschans, een strafinrichting. Daar blijkt Andries’ vader een van de opzichters te kennen, wat bijna zijn dood wordt. Noodgedwongen vluchten Andries en zijn vader. Maar waarvoor vluchten ze? Wat is er vroeger gebeurd?