Een tragikomische coming-of-ageroman over het opgroeien in een beklemmend christelijk milieu. Altijd zondag geeft een prachtig en herkenbaar tijdsbeeld van Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw.
‘Een verhaal waarvan vrijwel iedere bladzijde pakt, en ook nog eens in een sublieme stijl geschreven. Een roman om je vingers bij af te likken.’ Marcel van Roosmalen
Rond 1980 is het definitief gedaan met de onbezorgdheid in het gezin Bosman in het Zuid-Hollandse Pijnacker als de moeder zich bekeert tot de strenge Gereformeerde Bond. Iedere zondagochtend zet ze haar twee zoontjes Bram en Daan in de auto en rijdt ze naar de Delftse Maranathakerk. De zwarte kleding, het knisperende bijbelpapier en trage psalmgezang vormen het decor van de jeugd van de twee broers, inclusief steeds heftigere ruzies tussen hun ouders. Ook liggen de jongens vaak met elkaar in de clinch. Ze doen hun best hun moeder te volgen. Zo houdt oudste zoon Bram een tijd lang scherp in de gaten welke klasgenoten weleens vloeken of tijdens het gebed hun ogen openhouden. Toch sluipt de twijfel erin. Hoe weet zijn moeder zo precies wat waar is en wat niet? Bovendien wordt de gedachte dat niet-gelovige vriendjes en lievelingsleraren eeuwig zullen branden in de hel onverdraaglijk. Moeder ziet nog één laatste redmiddel om Bram en Daan te behouden voor het geloof: goed gereformeerde schoondochters. Die obsessie ontaardt in een tirannieke kruistocht tegen Brams eerste en uiteraard ongeschikt bevonden vriendin.
In Altijd zondag beschrijft oud-journalist Kees Versluis indringend hoe het is om op te groeien in een streng christelijk gezin in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Dat doet hij op een cynisch-ironische manier die het verhaal, ondanks de ernst, buitengewoon vermakelijk maakt.