Deze debuutroman van Hay van den Munckhof is het eerste deel van een tweeluik over de veertienjarige Alya. In het islamitische Cordoba van het jaar 842 beheerst Alya de talen van alle omliggende landen. Dankzij Oncha, haar slavin uit Navarra, spreekt zij zelfs het Frankisch van de koninkrijken in het noorden. Als dat de emir ter ore komt, blijkt Alya's gave niet alleen een zegen te zijn. Zeer tegen de zin van haar vader stuurt de emir Alya als tolk mee met een gezantschap naar het christelijke Navarra. Dat wordt het begin van een barre tocht, die Alya dwars door het negende-eeuwse Europa voert.